I. De Eendenkooy
voor de oorlog
De relatie tussen de gemeente Woensdrecht en
de Vliegbasis Woensdrecht i.e. de Koninklijke
Luchtmacht mag best 'historisch' worden
genoemd. Vandaar dat de rol van de gemeente
bij de instandhouding van het vliegveld voor de
oorlog ook eens in een meer samenhangende his
torische context zou moeten worden bezien. Want
de vraag is of het besluit van de Woensdrechtse
gemeenteraad in 1934 van wezenlijk belang is
geweest voor het bestaan van de vliegbasis nu. Een
aantal contribuerende factoren van minstens even
zoveel en mogelijk van nog meer belang, is vele
jaren later zeker medebepalend voor wat thans
de vliegbasis Woensdrecht is. Buiten kijf staat dat
het vooral de toenmalige burgemeester Rubert is
geweest die met uiteindelijke instemming van de
gemeenteraad, destijds het initiatief heeft geno
men voor de aanleg van een vliegveld. In de voor
oorlogse jaren daarna heeft de gemeente echter
nooit middelen vrijgemaakt voor een succesvolle
exploitatie van het vliegveld. Als in februari 1939
wordt besloten het vliegveld te sluiten en alsnog
te verpachten voor de landbouw, is duidelijk dat
men zich in 1934 onvoldoende rekenschap heeft
gegeven van de consequenties die de exploitatie
van een 39 ha groot vliegveld met zich mee zou
brengen.
In 1930 is De Eendenkooy nog een onontgonnen
moerasachtig heide- en zandgebied dat grenst
aan Hoogerheide. Woensdrecht is een agrarische
gemeente en telt in 1930 3886 inwoners. Op de
hooggelegen zandgrond is geen droog brood te ver
dienen. De boeren uit het dorp oogsten vooral in
het lager gelegen poldergebied bij Woensdrecht. De
gemeente kent in die tijd een groot aantal werkelo
zen. De beroepsbevolking bedraagt zo'n 1.700 man
nen. 37% daarvan verdient de kost als arbeider.
Onder hen veel mannen die met enige regelmaat
elders in Brabant en Zeeland, in België en zelfs ver
van huis in Duitsland werken. En er zijn er heel
wat die alleen met Kerstmis thuiskomen. Het is
een gevolg van de slechte economische ontwikke
ling die de lokale bevolking al sinds het begin van
de jaren '20 parten speelt. De Landarbeidersbond
heeft dan al vastgesteld dat de toestand waarin de
'volksklasse' in Woensdrecht verkeert, aller-erbar-
melijkst is. Oudere arbeiders en boerenknechten
worden systematisch afgewezen of overgeslagen
bij de werkverdeling. Er zijn er heel wat die een
beroep moeten doen op het Armenbestuur. Het
werk in Duitsland is voor buitenlanders vanwege
de koersschommelingen van de Mark niet meer
interessant. Nu de tijden alsmaar slechter wor
den, zoekt men noodgedwongen zijn heil dichter
bij huis. Maar er is in Woensdrecht en omgeving
nauwelijks werkgelegenheid. De industrie telt drie
steenfabrieken. Handel en dienstverlening bieden
zo'n 22% werkgelegenheid en het boerenbedrijf
zo'n 40%. De schrikbarende bezuinigingen op de
overheidsuitgaven in die crisistijd hebben een ave
rechts effect op de bestrijding van de werkeloos
heid. Die neemt mede daardoor disproportionele
vormen aan en varieert van 17.6 tot 28% van de
beroepsbevolking.
Met de nodige tegenwerking heeft de gemeente
Woensdrecht al in 1924 een verordening op de
werkverschaffing opgesteld. Het zal dan nog jaren
duren voordat de regelingen van rijk en gemeente
hierover behoorlijk op elkaar zijn afgestemd en
kunnen worden uitgevoerd. Dat is het gevolg van
talrijke ruzies en discussies over ongeorganiseer
den en georganiseerden en over de houding van de
gemeente. Eind 1931 zijn er van de 1.000 kostwin
ners 280 werkeloos en 40,4% van hen heeft geen
rooie cent meer. De georganiseerden kunnen nog
voor een deel terugvallen op de werkeloosheidskas
van de bonden. De gemeente wil de kosten van de
werkverschaffing zo laag mogelijk houden. Hoewel
de Rijksoverheid participeert in deze projecten,
blijft er toch een niet onaanzienlijk financieel risi
co voor de gemeente zelfbestaan. In 1932 ziet de
gemeente zich genoodzaakt om in het kader van
werkverschaffing diverse percelen bos en heide
aan te kopen 'om die door middel van werkelozen
cultuurgeschikt te maken'.
De gemeente heeft een drietal werkverschaffings
projecten opgezet. Een daarvan is 'De Eendenkooy'.
Op 27 januari 1932 gaat de gemeente over tot aan
koop van het 39,5 ha grote perceel bos en heide. De
kosten daarvan bedragen 11.000.-. Het is de bedoe
ling om de gronden na ontginning te verpachten
aan lokale boeren voor land- of tuinbouw. Het zou
aanzienlijk kunnen bijdragen aan werkgelegenheid
voor de vele werkelozen in het dorp. In 1935 wordt
het gebied nog eens uitgebreid met 18 ha zodat
De Eendenkooy dan bijna 60 ha groot is. Het pro
ject wordt uitgevoerd in de periode 1932-1935. Bij
gebrek aan machinerieën worden paarden en ossen
ingezet bij de egalisatie van het terrein.
15