de C.X net weer een beetje uit het slop te gera ken, waarin deze door het debacle van de Fokker Vliegtuigenfabriek en haar toeleveranciers was terecht gekomen. Dat project mocht dus niet wor den bedreigd, zoals mijn medebestuursleden me terecht op het hart drukten. Ook de projectleider van dat moment, René d'Hollosy, voorzag capaci teitsproblemen met de beperkte schare deskundige vrijwilligers indien we op twee paarden tegelijk zouden wedden. Misschien vraagt u zich af wat nu eigenlijk het probleem was. Uit de tijd dat ik geboren werd, de jaren dertig van de vorige eeuw, zijn, voornamelijk door de Tweede Wereldoorlog, vrijwel geen vlieg tuigen bewaard gebleven. Indertijd is het initiatief genomen, ook door vele ex-oorlogsvliegers die het toestel hadden gevlogen, de Fokker C.X weer in het leven te roepen. Om niet zomaar een schaal 1 op 1 model te bouwen, maar om het vliegtuig te reconstrueren naar authentiek voorbeeld en aan de hand van bewaard gebleven tekeningen uit die tijd is een zeer omvangrijk project dat een groot beroep doet op de nog schaars aanwezige expertise uit die tijd: aanvankelijk tachtigers, nu voorname lijk negentigers. Het resultaat wordt over een jaar of vier een authentiek gereconstrueerde replica, die -behalve het bewijs van luchtwaardigheid om écht te kunnen vliegen- van het originele vliegtuig niet te onderscheiden zal zijn. Kort voor het aanbod van Cdre Vermeulen hadden we in het bestuur van de vriendenkring in overleg met de museumleiding vastgesteld dat de collectie van het museum versterking behoefde van vliegtui gen uit het interbellum, met name de jaren dertig van de vorige eeuw, én van vliegtuigen die bij de Marine Luchtvaartdienst en de Militaire Luchtvaart in Nederlands Indië hadden gediend. Hier deed zich een unieke kans voor om een vliegtuig dat alle drie criteria voldeed, nog beter zelfs dan de in aanbouw zijnde Fokker C.X, aan de collectie toe te voegen. Bovendien zou het de kans bieden om van de nu nog in Nederland aanwezige expertise en herin neringen gebruik te maken om twee vliegtuigen uit die tijd zo authentiek mogelijk na te bouwen en deze twee 'dertigers' voor het nageslacht te bewa ren. Daarmee werd de mogelijkheid geschapen om ook in de toekomst te tonen hoe twee vliegtuigbou wers in dezelfde tijd een vergelijkbaar vliegtuig op elk hun eigen wijze (ja, ik spreek het uit in twéé woorden: eigen en wijze) bouwden. En, met een riante donatie in het vooruitzicht, was snel handelen geboden. Al snel deed zich daarvoor een bijzonder goede kans voor. Aviodome was aan het verhuizen op weg naar Lelystad en werd Aviodrome. Hangar 8 op Schiphol Oost moest leeg. De Stichting Koolhoven Vliegtuigen had daar nog spullen liggen die van de FK 51 waren: een Armstrong Siddeley Cheetah motor en wat vleugelbeslagen, die indertijd door de Onderafdeling Vliegtuigbouw van de Technische Hogeschool te Delft uit FK 51 vleugels waren gezaagd als constructie voorbeelden. Deze konden voor een zacht prijsje worden overgeno men van de Stichting Koolhoven Vliegtuigen. Even daarna volgde de overname van tekeningen en technische gegevens van diezelfde Stichting. Onderwijl liep het besluitvormingsproces in het bestuur door, uitmondend in het tekenen van de overeenkomst tussen de heer Vermeulen en de Stichting Vrienden op 25 april 2002, waarbij de Directeur van het MLM mee tekende met de ver klaring dat hij van de overeenkomst had kennis genomen en de uitvoering van het project zou ondersteunen. Een jaar eerder had de Stichting Vrienden de Stichting Phantasy in Blue opdracht gegeven een 1 op 10 vliegend model te bouwen van de FK 56 om het oogmerk van de heer Vermeulen, vergro ten van de naamsbekendheid van Frits Koolhoven als belangrijke Nederlandse vliegtuigbouwer ook op kortere termijn te realiseren. Dat model werd in september 2003 met enig ceremonieel in het MLM overgedragen aan de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten als jubileumgeschenk voor de negentigjarige militaire luchtvaart. Alles bij elkaar een mooie 'macedoine' van overleg, besluitvorming, documentatie daarvan en intus sen alvast maar beginnen. Men zou mij van het bedrijven van salamitactiek kunnen beschuldigen. En terecht! Maar de kans om iets moois te realise ren én, ondanks de tegenslagen die ook dit project kende, dat nog te tonen in aanwezigheid van John Vermeulen, was de grote drijfveer. Je kunt zoiets dan als voorzitter wel willen, maar het moet ook nog worden gedaan! Gelukkig zijn er dan een Harry van der Meer met zijn tomeloze energie, kunde en geduld om dat moeizame retro- engineering proces uit te voeren, heel veel zelf te bouwen en bedrijven te vinden die een deel van 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2010 | | pagina 10