12 *De Bristol Blenheim in de vlucht in aanslag. We keerden ons snel om en in der haast stopte ik dat zware voorwerp in mijn bloes en merkte toen pas dat het vol zat met dikke zwarte motorolie. We renden naar huis. "Kijk eens mam... van dat vliegtuig riep ik opgewonden. Maar ze was niet blij verrast toen ik dat besmeurde onderdeel uit mijn bloes haalde! Op 6 juli 1954 stond er in de Rotterdamse krant "Het Nieuwe Dagblad" het verhaal van de commander van de neergeschoten Bristol Blenheim Zijn naam was Eric 'Bill' Sydney- Smith en hij was even terug in Nederland en vertelde dat zijn vliegtuig beschoten was en werd geraakt door het Duitse afweergeschut toen hij met andere Britse vliegtuigen bombardementen uitvoerde op vijandelijke schepen in de Rotterdamse haven. Laag vliegend over de stad had hij en zijn bemanning een noodlanding moeten maken op het terrein van de voormalige Rotterdamse dierentuin. Hij kon met lichte kneuzingen het beschadigde vliegtuig verlaten maar zijn bemanningsleden Caban en White hadden de noodlanding minder goed doorstaan. Caban zat bekneld in het wrak en White brak zijn enkel. Er klonken waarschuwingsschoten en Sydney-Smith wrong zich door de menigte. Volgens "Het Nieuwe Dagblad" van 6 juli 1954 ontsnapte hij aan de Duitsers en 'wandelde' de Kruiskade op waar hij de kledingzaak van Koster ontdekte en naar binnen ging om daar zijn uniform om te wisselen voor een onopvallend herencostuum. Eigenaar Koster raadde het hem dringend af, maar hielp hem toch, en zo wist de vlieger de stad uit te raken. Volgens de krant is hij zelfs via de zgn. 'pilotenlijn' weer veilig terug naar Engeland geloodst. In 1954 was hij in Nederland en de krant meldde dat de piloot ook terug ging naar de kledingwinkel van Koster om eindelijk dat costuum te betalen. In november '44 ben ik ondergedoken tijdens de razzia's waarbij Rotterdammers van 17 jaar en ouder werden opgepikt om in Duitsland te werken. Alle huizen werden doorzocht, ook ons huis, maar ik lag in bed, niet echt ziek maar wel met een echte ziekenzuster (buurmeisje) naast mijn bed. Ze waarschuwde de twee Duitse soldaten die naar boven stommelden dat ik een zeer besmettelijke ziekte had en die mompelden dat het gemeld moest worden aan de commandant die te paard aan het begin van de straat de operatie leidde. Twee buurjongens die ik goed kende, belden bij ons aan en vroegen "of Leo mee ging maar mijn moeder zei dat zoiets niet kon omdat Leo ziek was. Ze geloofden er niets van want ze hadden me gisteren nog op straat gezien en dreigden dat ze de Duitse commandant zouden inlichten. "Dat is al gebeurd" antwoordde mijn moeder. Het was

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2010 | | pagina 14