«éfpïSP?:;;
7
patrijspoorten, om het een schip te maken.
Ik zat dus in die heerlijke zon tegen de longroom
aan te leunen, toen de alarmtelefoon ging. Dat
was de zoveelste keer die dag. Twee keer was
er een meccano aan komen rennen. "Luit, een
streepiestrekker!" Dat betekende een neutraliteits-
schender op plm. 8000 meter, hetgeen hoog is en
vrijwel niet in te halen, boven ons smalle landje,
tussen de Kooy en Wildervank.
De telefoon gaf opdracht tot een uur patrouilleren
op 5000 meter boven Vlieland en daar ging ik.
Mijn no 2 had motorstoring en ik zou dus een
eenzaam uurtje hebben in mijn trouwe 228.
Boven Vlieland was niets te zien en ik meldde
dit over de radio; "doorgaan met patrouilleren
Waddenzee", was het commentaar.
Het mijne doet er niet toe, maar ik begon het
in mijn enkele uniform koud te krijgen. De
verwarming werkte niet, de boordklok evenmin,
zo ook de benzinestandmeter. Ik kreeg zin om die
slechte voorbeelden te volgen; ondanks het mooie
uitzicht over Noord-Nederland. Gezien mijn gevoel
voor schoonheid evenredig is met de temperatuur,
konden ze het me doen, wat mij betreft.
Ik heb nog vergeten te vertellen dat mijn horloge
stuk was.
Na een eindeloos lange tijd vroeg ik of ik
mocht gaan landen. "Neen, patrouilleren op
9000 m boven de afsluitdijk, want die wordt
gefotografeerd!" zei de waarnemer op het
hoofdkwartier. Ik antwoordde oké en of ze
aflossing wilde sturen, want ik had niet zo
gek veel benzine meer na een uur klimmen en
hoogvliegen. Ze zeiden dat er rekening mee
gehouden zou worden. Ik hoefde me nergens
ongerust over te maken en alleen maar op 9000
meter die fotograaf naar beneden te schieten.
Ik laadde mijn mitrailleurs door en klom naar
9000 meter. Nu was ik aardig voorgekoeld, maar de
temperatuur daar, van een graad of vijftig onder
nul, was heel erg,
Ik zat afwisselend op mijn linker- en rechterhand,
stampte met mijn voeten en hield de D.XXI, die al
een beetje wankel werd, op hoogte.
Ik heb boven me, onder me, achter me gekeken,
tot ik tranen in mijn ogen kreeg, maar geen
fotomachine.
Ik vroeg vertwijfeld over de radio om aflossing; dat
het niet te harden was, dat mijn benzine op moest
zijn zowat. De waarnemer, die zijn kans schoon
zag om wraakgevoelens tegen vliegers te kunnen
botvieren, bleef onvermurwbaar.
Hij zat rustig op een bureau in de Jacob
Mosselstraat in Den Haag van 9 tot 5, maar wij
waren van 's morgens 4 tot 's avonds 8 uur alarm-
gereed om de twee dagen.
Heer geef wijsheid (en warmte, dacht ik er tussen
haakjes achteraan.)
Als ik die mof tegen kom onder me, zal ik wel zo
ongenadig op hem afduiken dat de stukken er af
vliegen. Eerst een lang salvo van boven en dan een
±Na de slag: de Fokker D.XXI 228