voor 'binnenlands gebruik' Gerard Casius Het is 1962 - in de nacht van 25 op 26 mei horen de bewoners van Kaimana, een klein plaatsje aan de zuidkust van het Vogelkop schiereiland van Nieuw Guinea vliegtuigen over komen. Dat was al eerder gebeurd, maar het motorgeluid was nu anders en zwaarder. Het bleek de volgende dag dat bij het Sewikimeer in de buurt 68 Indonesische parachutisten waren afgeworpen, deze keer niet uit een oude Dakota maar door een grote viermotorige Lockheed C-130 Hercules. Operatie HAIK 8 Het conflict tussen Nederland en Indonesië over het westelijk deel van Nieuw Guinea werd steeds grimmiger. Infiltraties door Indonesische militairen vonden steeds vaker plaats en hoewel ze steeds van vrij kleine omvang en slecht georgani seerd waren geweest, werd er van de Nederlandse Mariniers en Landmachtsoldaten veel inzet vereist om de invallers op te sporen en uit te schakelen. Dat was ook de Indonesische bedoeling: met spelde- prikken door middel van kleinschalige infiltraties onze troepen te binden en te vermoeien. De Kaimana para-drop luidde een andere fase in. De aantallen infiltranten waren veel groter en ze moesten zich in de bush handhaven om zo de voorhoede vormen van de grote aanval die Djakarta had gepland om uiterlijk 17 augustus 1962, de Indonesische onafhankelijkheidsdag, Westelijk Nieuw Guinea in te lijven. Die Lockheed Herculessen, eerst vijf stuks en kort daarna aangevuld met nog eens vijf, waren in maart 1960 splinternieuw aan de AURI, de Indonesische luchtmacht, geleverd door onze NATO-bondgenoot Amerika. Bij die levering hadden de Indonesiërs plechtig beloofd dat deze grote mili taire transportvliegtuigen alléén voor binnenlands gebruik zouden worden ingezet. Kleine complicatie bij deze belofte: Indonesië beschouwde Nederlands Nieuw Guinea als haar eigen territoir. Dat die belofte dus niets waard was wisten de Amerikanen natuurlijk ook wel, maar toch hadden ze deze mededeling voor lief genomen en daarmee hadden ze hun Nederlandse bondgenoten met een groot militair probleem opgezadeld. Niet echt een vrien delijk gebaar tegenover een trouwe Nato-partner. Waarom waren de Amerikanen gezwicht voor Indonesische druk om deze geavanceerde toestel len aan Djakarta te leveren? Zoals meestal, stond de ware reden niet in de krant. Er speelde iets heel anders. In de periode 1957-58 waren binnen de Republik Indonesia opstanden uitgebroken tegen de centrale regering, met name op Sumatra en in Sulawesi, het voormalige Celebes. Begin 1958 werd er op Sumatra zelfs een 'tegenregering' uit geroepen, de Pemerintah Revolusioner Republik Indonesia, de PRRI. Aangezien de centrale regering op Java haar heil steeds meer in communistische richting begon te zoeken, zag de Amerikaanse regering wel brood in steun aan die tegenregering. Na goedkeuring van President Eisenhower kreeg de Amerikaanse CIA in maart 1958 opdracht om volgens beproefd recept een geheime militaire operatie te beginnen om de opstandelingen vanuit de Filippijnen militair te ondersteunen, onder de codenaam Operatie Haik. Luchtsteun vormde het hoofdbestanddeel van die clandestiene hulp en hiervoor werd de CIA luchtvaartmaatschappij Civil Air Transport (CAT) als 'cover' ingezet. Op Celebes werd het verzet tegen Djakarta gecoör dineerd door de Permesta. Deze verzetsbeweging werd door de CIA voorzien van enkele Douglas A-26 Invader bommenwerpers afkomstig uit surplus-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2010 | | pagina 10