het feit dat een poging tot het opvoeren van de ope rationele capaciteit als achtergrond van het ongeval wordt gezien, met andere woorden: hij laat het zo. De BDZ vindt ook dat beide eerder genoemde func tionarissen zijn tekort geschoten (zie noot 8). Deze argumentatie - zonder eigen onderzoek - is voor de BDZ voorbereid door de marinestaf en wel door de toenmalige vlagofficier marineluchtvaartdienst, die als materiedeskundige op het gebied van de marineluchtvaart tevens een adviserende rol had aan de minister van Defensie. Het ongeval werd op deze wijze in november 1961 aangeboden aan de minister van Defensie onder aantekening van de BDZ dat 'hij instemt met het gestelde en voorts in overweging geeft de lessen uit dit ongeval in wijde kring in de marineluchtvaartdienst bekend te maken, waarbij de omstandigheden van dit ongeval zelve en de schuldvraag geheel buiten beschouwing dienen te blijven.' Nabeschouwing Het is opmerkelijk te noemen dat de marineauto riteiten in Den Haag - zonder nader eigen onder zoek - destijds hebben bepaald dat de oorzaak van het ongeval is: het vroegtijdig ontbranden van een fakkel aan boord van het vliegtuig, terwijl vervolgens de noodlanding in zee is mislukt. Uit het oogpunt van historisch onderzoek is de visie van de Haagse autoriteiten echter slechts een zoveelste bewerking van de onderzoeksresultaten van de CVO die immers wèl gebruik maakte van primaire bronnen (getuigen, verklaringen, proeven, en dergelijke). De commandant der zeemacht in Nederlands Nieuw Guinea heeft die bevindingen van de CVO correct weergegeven. Pas in het geval er door de toenmalige adviseur van de bevelhebber der zeestrijdkrachten (i.e. de vlagofficier marine luchtvaartdienst) fouten in de logica van de CVO hadden kunnen worden aangetoond, was het gerechtvaardigd geweest om - met argumenten gestaafd - de resultaten van het onderzoek zo prin cipieel aan te passen. Het gevolg hiervan is geweest dat slechts het afwerpen van fakkels uit Dakota's werd verboden, terwijl er geen enkele verbetering is voorgesteld in de training van bemanningen in de noodprocedures in geval van brand aan boord met de nadruk op besluitvorming onder druk. De auteurs zijn van mening dat destijds terecht een hoge classificatie aan de omstandigheden van het ongeval en de schuldvraag is gegeven. Er was immers een in de tijd snel escalerend gewapend conflict aan de orde. Dan luistert de vijand mee en is operationele beveiliging noodzakelijk. De lessen voor het MLD-personeel zijn wel doorgegeven. Een historisch artikel kan niets verbloemen en mag de gevonden werkelijkheid niet aanpassen of mooier maken. De auteurs spreken de hoop uit dat dit artikel de nabestaanden rust zal geven nu ze de best mogelijke benadering van de waarheid kennen van het ongeval waarbij hun dierbaren zijn omge komen. Bedenk dat deze mannen handelden uit loyaliteit naar de Koninklijke Marine; daar hoorde nee zeggen tegen improviseren niet bij. Houdt ze hoog in uw herinnering! Noten 1. Rapport omtrent een vliegongeval. Dakota R4D-1 (079), met bijla gen 1 t/m 31, Biak 26 januari 1961. 2. Brief nr. 5/2/16/1/61 van VOMLD aan MINDEF, Den Haag 8 mei 1961; Nota VOMLD nr. 5/2/16/2/61 aan MINDEF, Den Haag 07-11-1961. 3. R.E. van Holst Pellekaan, I.C. de Regt, J.F. Bastiaans: 'Patrouilleren voor de Papoea's', (Amsterdam) 1989, dl II p. 96 e.v. 4. Rapport omtrent een vliegongeval, form MLDA 25, Biak 26 januari 1961. 5. Circulaire voor de zeemacht 2001 b, punt 1653a. 6. Merk op dat dit contemporaine observaties zijn. Tegenwoordig wordt een nachtelijke ditch ingezet in landingconfiguratie (L/G up) met minimum safe speed. Bij gebrek aan voldoende visuele referenties wordt gevlogen met een vaste attitude tot aan impact, die goed is te voor spellen m.b.v. de radiohoogtemeters. 7. Deze procedure hield in dat 4 voor de vlucht gereedge maakte fakkels (voorzien van tijdbuis en bijbehorende veiligheden) werden gestuwd in een daarvoor ontworpen provisorisch rek in de nabijheid van de cabinedeur. Na opdracht van de vlieger diende de konstabel de fakkels één voor te pakken, te ontdoen van de beschermkap van de vertragingscapsule van de tijdbuis, waarbij de kon stabel de windvaan met de vingers diende te blokkeren, tenslotte de veiligheidspin te trekken en de fakkel direct met kracht uit de geopende deur af te werpen. Daarna de volgde de 2e fakkel enzovoort. 8. De belangrijkste correspondentie ligt vast in de volgende brieven en nota's. Brief CMLDNNG II/G/1/109, Biak 29 april 1961; brief CZMNNG 1197-1145/G/61/ Hollandia 20 juni 1961, inclusief rapport CVO; brief BDZ S.016-095/014- 902 G, Den Haag 28 februari 1962; Nota VOMLD nr. 5/2/16/2/61 d.t.v. BDZ aan Mindef, Den Haag, 7 november 1961. 9. Beide functionarissen krijgen hiervan een aantekening in hun personeelsdossier waardoor zij in de marinepraktijk van die tijd niet meer voor toekomstige bevorderingen in aanmerking zijn gekomen. 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2011 | | pagina 21