21 zij, geleid door Bert, razend snel op minimale hoogte vlak over mij heen, waggelend met de vleugels ter felicitatie met de goede afloop en ter aanmoediging. Bert had inmiddels over de radio het gebruikelijke 'MAYDAY' gegeven met de nodige informatie voor de reddingsdienst. Inmiddels lag ik dus in zee, die in augustus gelukkig een redelijke temperatuur had, en ontdeed me van de parachute, vlieghelm en zuurstofmasker, handelingen die wij regelmatig oefenden in een zwembad, de zogenaamde 'natte dinghy drill'. In het bijzonder had ik in praktijk gebracht wat ons was geleerd te doen bij een parachutelanding in het water. Het risico bestaat dan dat na de landing in het water, het nylon scherm zich als een 'doodsluier' over de drenkeling plooit, die dan, vechtend om zich te bevrijden van de parachutelijnen, in ademnood komt, vaak met fatale gevolgen. De techniek om zulks te vermijden is als volgt: dicht boven het wateroppervlak gekomen, het parachuteharnas alvast losmaken door een forse klap op het centrale slot op de borst - maar zorg ervoor de harnasbanden nog vast te houden, want in de hoogte boven het wateroppervlak kun je je lelijk vergissen! Pas als je met je tenen het water raakt, bliksemsnel de banden loslaten zodat het losse scherm door de wind nog een eindje wordt weggeblazen alvorens te water te raken. Ik was een halve mijl van de kust en besloot geen gebruik te maken van mijn dinghy, het rubber bootje dat opgevouwen op de cockpitstoel als parachutekussen diende, maar naar de kust te zwemmen. Deze opblaasbare dinghy, die ik dus moest loslaten, zit met een canvas riem en een draaiend slot bevestigd aan het zwemvest, dat ik uiteraard wel aanhield. Met de stevige branding en de steile rotskust leek mij dat achteraf toch niet zo'n gelukkige keuze, temeer daar toen ik net met veel moeite tegen de ruim 50 meter hoge klip op was geklauterd., de 'rescue launch' beneden arriveerde om mij op te pikken. Maar terug naar beneden was natuurlijk uitgesloten en ik wuifde ze dankbaar toe, denkend: 'jammer dat jullie er niet wat eerder waren!' Dus ik ging op pad, drijfnat maar tevreden, en het was prachtig zomerweer. Even later kwam ik een tweetal keurig uitgedoste jonge juffers tegen. Ik verwachtte eigenlijk wel een schrikreactie want ik zag er niet uit: gescheurde vliegoveral, gescheurde handschoenen met bebloede vingers door die scherpe rotsen en bovendien kletsnat. Maar zij zeiden slechts met een beleefd knikje 'Good morning, Sir' in koor, stapten rustig langs mij heen, en vervolgden onverstoord hun weg alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik stond ze nog enigszins beduusd na te kijken terwijl zich een plasje water van de Ierse Zee rond mijn voeten vormde Even later kwam ik aan bij het huisje van de kustwacht en binnen de kortste keren kwam een ambulance mij ophalen. Thuis op de basis hoefde ik weinig uit te leggen, alleen meesmuilde Bert: 'Ik had je ook kunnen adviseren om te 'ditchen', maar jij springt toch zo graag?' Inderdaad heb ik toen met deze derde noodsprong onbedoeld een althans Nederlands record bevestigd, dat bij mijn weten nooit is 'verbeterd'. Het enige dat mij nog steeds spijt is dat ik nooit kans heb gezien om de stalen ring, die aan het borstharnas was bevestigd, en waarmee de parachute werd opengetrokken, als souvenir te bewaren. Na mijn eerste sprong werd mij dit destijds duidelijk gemaakt: dat ding moest je tijdens de sprong bij je houden, al was het alleen maar om je koelbloedigheid (om er aan te denken) te bewijzen! Bij mijn tweede sprong onder oorlogsomstandig heden had ik dringender zaken aan mijn hoofd, en bij mijn laatste landing in zee had ik weer geen mogelijkheid die trekbeugel al zwemmend mee te nemen. Uit: 'Een Bevlogen Avontnnr', uitgegeven door De Bataafsche Leeuw. Ook uitgegeven in Engeland door Woodfield Publishing met de titel 'Adventures of a Flying Dutchman'.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2011 | | pagina 23