echte zee. Daartusschen, door regenbuien, met
droppels allemaal in glijvlucht, heel schuin onder
den wind.
Maar een vlieger, die er prijs op stelt iets te beteek-
enen, die nationaal genoeg voelt om internationaal
van beteekenis te willen zijn, staat niet voor zoo'n
rauwen natuurgeweld-dag.
Echter een ander bezwaar deed zich voor. Het
verkeer op de Maas was druk, veel te druk voor een
demonstratie, die toch ten slotte een proefneming
was. Indien Van Meel, met het oog op het verkeer
op de rivier op dit uur, afgezien had van zijn plan,
zou iedereen hem gelijk hebben gegeven. Maar Van
Meel had zijn belofte gegeven en wilde dus zijn
woord gestand doen. Er hing immers zooveel van
af.
Het Ministerie van Marine is van plan, evenals En
geland, Duitschland en Frankrijk, bij de Nederland-
sche Marine vliegtuigen in te voeren.
De chef van de marinestaf, kapt. W.C.J. Smit en zijn
adjudant luitenant P.C. Coops hadden een langdu
rig gesprek met Van Meel. De bestuursleden van
de Roei- en Zeilvereeniging "De Maas", de heeren
L.M.A. Hoffman en J. van Vollenhoven, waren aan
wezig, een aantal leden van de Maas met hunne da
mes waren eveneens gekomen. Buiten aan den wal
stond een groote massa menschen, vol verwachting
op 't geen zou komen.
Van Meel wachtte, tot door het politie-bootje de
rivier was geruimd. Van Meel wilde zelf uit het
haventje de rivier op schieten. Levasseur, die vroe
ger hier op dezelfde plaats met een watervliegtuig
vloog, liet zich door een bootje het haventje uit
sleepen. Dat is veiliger. Maar zooals Van Meel deed,
is de manier al lijkt het onvoorzichtiger. In tijd
van oorlog zijn er immers ook niet altoos sleep
bootjes gereed. Hier ging het niet om een parade-
vertooning te geven, maar de bruikbaarheid van de
hydroplaan als oorlogstuig te beproeven.
Tegen drie uur, nadat de motor eerst even een kuur
had gehad, gaf Van Meel het teeken "los" en schiet
met kracht de Veerhaven uit. Nauwelijks op de
Maas, daar verheft de vogel zich. Van Meel draait
naar rechts, maar nauwelijks een twintig meter
hoog, laveert hij naar links.
Meteen ziet hij een groote zeeboot voor zich. Van
Meel beseft, dat hij niet snel genoeg hoogte zal
kunnen krijgen om over de masten en pijpen heen
te komen. Eén redmiddel blijft hem over, weer
snel te draaien. Dit doet hij, maar de korte bocht,
dien hij gedwongen is te maken, verhindert hem
een rukwind zóó voor den boeg te nemen, als in
normale omstandigheden, de wind krijgt vat onder
den linkervleugel en Van Meel stort te water.
Hij heeft zijn tegenwoordigheid van geest geen
oogenblik verloren, trekt zoodra het vliegtuig te
water raakt, de knieën hoog en blijft drijven in een
ontredderd vliegtuig, maar zelf zonder kwetsuur.
Dadelijk kwam de politieboot langszij en de inspec
teurs F. van 't Sant en A. Brandt hielpen Van Meel
spoedig uit zijn toestel op hun boot.
Een half uur later zat Van Meel rustig in de groote
zaal van de roeivereeniging "De Maas" .vertelde
van zijn avontuur, deelde mede, dat hij zelfs niet
nat was geworden, dat de motor nog werkte en dat
alleen wat stangen waren kromgebogen en wat
draden afgeknapt. Later, aan het diner, antwoordde
Van Meel op de vraag, of hij geen angstige oog-
enblilcken had doorgebracht: "Het riskante is het
meest aantrekkelijke, dat de vliegerij voor mij
heeft. Het is mijn eerste ongeval, maar het is het
leukste moment van mijn loopbaan als vlieger".
Deze vertooning voor de autoriteiten is niet zonder
nut geweest. Nu alles zo goed is afgelopen, kan
men zelfs zeggen, dat dit ongeval voor den vlieger,
maar óók voor de autoriteiten leerzaam is geweest,
dan een, door meer geluk begunstigde proef zou
geweest zijn. Immers Van Meel heeft bewezen, wat
Levasseur niet bewezen heeft:
1. Dat ook onder de meest ongunstige omstandig
heden, een watervliegtuig op kan stijgen;
2. Dat ook zonder sleepboot een bekwaam vliege
nier uit een nauw haventje zijn aanloop naar
een breeder water kan nemen en dus op eigen
kracht vertrouwen kan en mag;
3. Dat ook de bekwame vliegenier, voor nieuwe
onbekende mogelijkheden gesteld, zich in het
varen heeft te oefenen en weder te oefenen;
4. Dat dus door de marine hydroplanen zoo spoe
dig mogelijk behooren te worden aangeschaft
omdat ook goede vliegeniers, met een zee
vliegtuig weder nieuwe oefeningen hebben te
maken, voor zij vertrouwbaar zullen zijn;
5. Dat herhaalde oefeningen, geleidelijk in moei
lijkheid toenemend, voor den zee-vliegenier
noodzakelijk zijn, zoodat hij ten slotte ook
vertrouwd raakt met onvoorziene gebeurtenis
sen als het plotseling ontwaren van een groot
zeeschip, dat ontweken moet worden.
12