ANTI-G BROEK, deze broek kwam in twee versies. Het oudste model was de Z-3, deze Amerikaanse g- broek was ook al in gebruik op de F-84. Tevens werd de CSU-3/P broek gedragen. Deze vervanger van de Z-3, had op een aantal punten verbeteringen op gedaan ten opzichte van zijn voorganger. Het doel van een g-broek is tweeledig, ten eerste geeft het de drager het vermogen hogere g-krachten aan te kunnen, ten tweede helpt het tegen vermoeidheid. Bij het aanpassen van deze broeken, dienen ze zo afgesteld te worden, dat eerst de benen en dan het buikgedeelte opgeblazen wordt. Op deze manier wordt het bloed richting de hersenen gedrukt. Dit voorkomt een blackout. Van beide types, heeft het MLM enkele exemplaren. Hieronder bevinden zich ook verder ontwikkelde varianten. ONDERARMZWEMVEST, de vliegers waren voorzien van een harnasstelsel van banden om het bovenlichaam. Hier aan zaten, onder de armen, twee "enveloppen" waarin oranje drijflichamen za ten. (de zogenaamde bananen, naar hun vorm) Het opblazen van deze drijflichamen, gebeurde door met de handen de "inflators" te activeren. Dit was, per zijde, een C02 patroon. Door een ruk aan de touwtjes werden de patronen geopend en stroom den de bananen vol. Voor de borst konden de twee drijflichamen aan elkaar worden gemaakt door middel van klittenband. Opblazen kon ook met de mond, door een buisje met ventiel. Het zwemvest had de aanduiding LPU-2/P (life preserver unit) en werd later vervangen door een bijna identiek mo del met de aanduiding LPU-10/P. Één van deze LPU's uit de collectie van het MLM, is te zien op de F-104G vlieger in de Jachtvliegers vitrine. VLIEGERHELM, het eerste model pilotenhelm op de NF-5, was de Amerikaanse HGU-2A/P (met een toenmalige prijs van 650 gulden) Dit was een enkel vizier helm, met in het midden van de visor cover (vizier beschermer) een draaiknop. Deze helmen werden voornamelijk gedragen met een donker getint vizier tegen zonlicht. Daarnaast bood het vizier bescherming tegen inslag van bijvoorbeeld vogelaanvaringen. In de helm zaten twee kop telefoons en een aansluiting aan de zijkant, om de communicatie met de grond of andere kisten mogelijk te maken. De helmen waren in eerste in stantie wit, met reflecterende strips (3M tape) aan de boven- en achterzijde. Deze strips maakten het vinden van de vlieger in het donker beter moge lijk. (bijvoorbeeld bij een ejection boven zee in het donker). Aan de zijkant zaten twee "receivers" voor het zuurstofmasker. Deze twee ontvangers waren zo gevormd, dat de bajonetten van het zuurstof masker er in pasten en verstelbaar waren naar de gebruiker. Na verloop van tijd begonnen squadrons hun eigen kleur te geven aan hun helmen. Helaas heeft het MLM geen complete HGU-2A/P uit de NF-5 beginperiode in haar collectie. Het was namelijk gebruik om oudere helmen om te bouwen naar nieuwere modellen. Veel HGU-2A/P's werden dan ook omgebouwd naar HGU-26/P (dubbel vizier) hel men. Wel zijn er diverse exemplaren van de helm- voorkanten (visor covers) met squadron kleuren in de collectie, (o.a. 313, 316, 314 en 315 squadron. HELMTAS, om de pilotenhelm en het masker naar en van de kist te transporteren, gebruikte de vliegers een helmtas. Deze tas leek het meeste op een tas om een bowlingbal in te vervoeren. Aan de onderzijde had deze tas een ronde plaat van stevig materiaal. Over de hele tas liep een rits, zodat de tas in twee helften uit een viel. Dit was een typisch Nederlandse vinding, er is nog geprobeerd om deze tas op de markt te zetten in vrolijke kleurtjes voor brommerrijders, (een actie van 314 Sqn in de jaren 70) ZUURSTOFMASKER, om de vlieger van de nodige zuurstof te voorzien en als houder voor de micro foon, droeg men een zuurstofmasker. Volgens de handboeken, mochten twee types gebruikt worden op de NF-5 bij zijn indienstneming. De populairste was de MS22001 (wat een door ontwikkeling was van de A-13A en later de MBU-3/P genoemd werd). Volgens de gebruikers had deze een prettiger pasvorm dan de nieuwere MBU-5/P, welke ook toe gestaan was. Fabrikanten waren onder andere Scott en Sierra Engineering. OXYGEN CONNECTOR, om het masker aan de zuur stofslang van het toestel te bevestigen, maakte men gebruik van een connector. De NF-5 vlieger had deze connector op zijn rechterborst. Het type was de CRU-60/P en had drie aansluitingen. De onderste voor de slang van uit het toestel, een kleine aan de bovenzijde van/naar de noodzuurstoffles in de parachute en de laatste naar het masker. PARACHUTE, de parachute van de vlieger, werd op zijn rug gedragen. Vanwege de sneller openingstijd ten opzichte van andere modellen, heeft de Lucht macht gekozen voor de Franse EFA parachutes. De EFA versie in gebruik in het begin op de NF-5 was de EFA-220. De parachutes waren voorzien van quickreleases aan de parachutebanden. Op deze manier kon de vlieger zelf zijn chute loskoppelen als hij deze gebruikt had. Deed hij dit niet, kon de parachute hem over de grond of door het water

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2011 | | pagina 25