s
De Oude Luchtvaart Hal
Als we op een buitengewoon natte, vroege
zondagochtend op het Museuminsel aan
komen, voegen we ons direct in een rij van
wel 200 mensen die al of niet onder een paraplu,
wachten op de verlossende opening van het pand.
Het is een kolossaal, saai gebouw van buiten, onge
twijfeld van na de oorlog. Voorbij de ingang stijgen
we via een brede betonnen trap naar een grote hal
waar men, zonder ook maar iets te hebben gezien
van datgene waarvoor men is gekomen, al zwaar
onder de indruk moet zijn van de grootsheid van
weleer en het imago van het Deutsches Museum.
Grote zalen, hoge plafonds, brede gangen. Langs
links en rechts een aantal originele boten slechts
voor kennisgeving te hebben gepasseerd, blijft onze
interesse gericht op de luchtvaartcollectie. Want als
er al belangstelling zou zijn voor al die andere as
pecten waaraan men zich in het DM kan vergapen,
dan zouden we een week of nog langer onze tenten
in de Beierse hoofdstad moeten opslaan. Dat is aan
ons niet besteed: we zijn en blijven luchtvaart
liefhebbers en ons bezoek geldt dan ook alleen de
sectie lucht- en ruimtevaart. Die is ingedeeld in drie
segmenten: de historie van de Duitse luchtvaart
vóór 1918 inclusief het aspect aerodynamica, de
Duitse luchtvaart tot en met de Tweede Wereldoor
log inclusief luchtverkeersleiding, vliegveiligheid
en navigatie en tenslotte de ontwikkeling van
straal- en raketaandrijving, het straaltijdperk na de
oorlog, helikopters, zweefvliegtuigen, hanggliders
en ultralights.
Het Deutsches Museum beschikt kort na haar
oprichting in 1903 over verschillende locaties. Pas
in 1925 komt een adequaat museumgebouw tot
stand op de locatie waar zich het DM nu nog steeds
bevindt. In 1910, tijdens het voorzitterschap van
Ferdinand Graf von Zeppelin (1838-1917), is de on
afhankelijke sectie Luchtvaart Navigatie opgericht.
De Schwere Reiter-kazerne pal tegenover de huidige
locatie wordt dan gebruikt voor tentoonstellingen.
Wat de luchtvaartsectie betreft, gaat de collectie in
die tijd niet verder dan ballonnen en luchtschepen
en alles wat daarmee samenhangt. De Etrich-
Rumpler Taube is in 1911 het eerste vliegtuig in de
collectie. Kort daarvoor is Helmuth Hirth in ver
schillende etappes ermee van München naar Berlijn
gevlogen. Een jaar later worden een Blériot-XI en
een originele Wright tweedekker aan de collectie
toegevoegd. Deze vliegtuigen zijn lange tijd de rug
gengraat geweest van de expositie. Met het betrek
ken van het nieuwe gebouw in 1925 verandert ook
de benaming van de sectie in Flugtechnologie. De
complete sectie wordt ondergebracht in de centrale
hal van het museum. De inrichting van de Oude
Luchtvaart Hal in het huidige gebouw doet sterk
denken aan de opstelling van de expositie in 1925.
Vooraan een replica van Otto Lilienthal's (1848
1896) Normalsegelapparat met daarnaast, hangend,
zijn dubbeldeks zweeftoestel, eveneens een replica.
Midden vóór een originele Taube ontworpen door
de Oostenrijker Igo Etrich (1879-1967) en in licentie
gebouwd in de fabriek van Edmund Rumpler (1872
1940) in Berlijn, de eerste en jarenlang de grootste
Duitse vliegtuigfabrikant. De eendekker van Hans
Grade (1879-1946) uit 1909 hangt links, vóór het
Type-XI van Louis Blériot (1872-1936) uit hetzelfde
jaar en midden boven, achter deze beide vliegtui
gen, het Type-A van de gebroeders Wright, eveneens
uit 1909. Aan het eind van de hal probeert een
bewapende rode driedekker van Fokker, een replica,
de formatie voor hem bij te houden. De expositie
wordt op de grond besloten door een prachtige,
deels opengewerkte Rumpler C.IV uit 1917. De
inrichting van deze tentoonstelling, waar ook de
nodige aandacht wordt besteed aan attributen uit
het tijdperk van ballonnen en luchtschepen, brengt
de bezoeker in de ambiance waarin de luchtvaart
als zodanig nog lang geen gemeengoed was.