-4
15
Bij de volgen aanvallen op het konvooi worden de
Martin besprongen door Japanse jagers. Van de acht
machines wordt er één neergeschoten en vier an
dere zwaar beschadigd.
Op 27 januari vertrekt 3-VlG III met zes Glenn
Martin's naar Oelin. Daar moet getankt worden en
doelinformatie worden afgewacht. Plotseling duikt
een groep Japanse jagers op, waarna in enkel mo
menten alle Martin's in brand staan. De strijd om
Borneo is over.
Nadat de oorlog is uitgebroken zijn de operationele
eenheden verspreid buiten Java. Op dit eiland zijn
alleen nog enkele jagereenheden en de verkennings
afdelingen aanwezig. Dit zijn de Curtiss-Wright
Falcons, die worden uitgebreid met twee afdelingen
Koolhoven FK 51's en een afdeling Lockheed 212's.
Er wordt op Java uitgebreid geoefend in samenwer
king met de grondtroepen, verder worden verbin
dingen onderhouden, anti-onderzeebootpatrouilles
gevlogen en camouflages gecontroleerd. Weliswaar
hebben de Koolhoven's geen enkele gevechts waar
de, toch worden ze bewapend met twee mitrailleurs
in de bovenvleugel en een beweegbare mitrailleur
in de achtercockpit.
Als overgangslesvliegtuig en gebruik als verkenner komt de
Curtiss-Wright CW-22 Falcon de gelederen versterken
Eind januari 1942 zijn alle buitengewesten in handen
van de Japanners en worden de restanten van de ML
teruggetrokken op Java. Op Sumatra zijn nog geen
Japanners geland, daar zijn nu de uit Singapore
teruggetrokken Engelse, Australische en Nieuw
Zeelandse luchtstrijdkrachten in actie.
De ML bezit nog ongeveer 45 operationele Glenn
Martin bommenwerpers, waarvan een relatief
groot aantal oudere WH-2's, die uit de reserve zijn
ingedeeld.
De jagerafdelingen zijn er iets beter aan toe. VlG
IV is nog bijna compleet, enkele vliegtuigen waren
bij 1-VlG IV verloren gegaan bij een aanval in Zuid
Thailand. Twee nieuwe Buffalo jachtafdelingen
worden met net opgeleide vliegers in record tempo
klaargestoomd. De Buffalo jagerafdelingen die zijn
uitgezonden naar Singapore en Borneo zijn zeer ge
havend uit de strijd gekomen. De Ambon-patrouille
van vier Buffalo's heeft al zijn vliegtuigen verloren,
twee door een ongeval en twee neergeschoten.
Op 3 februari beginnen de zware luchtaanvallen
op Oost-Java. Twaalf Curtiss-Wright CW-21B's, acht
Hawk's en vier Amerikaanse P-40E's gaan meer dan
100 Zero jagers en Betty bommenwerpers onder
scheppen. De schade is echter al aangericht, door
te late waarschuwing. Bij de achtervolging van de
Japanse toestellen raken de CW-21B's in gevecht met
de Zero's, waarbij in 30 minuten van de twaalf er
negen verloren gaan. Van de acht opgestegen Hawk's
keren er twee terug wegen motorstoring, deze wor
den echter in de landing in brand geschoten. In het
luchtgevecht gaan nog eens drie Hawk's verloren.
Oorspronkelijk besteld door Nederland, maar wegens de
Duitse inval niet meer geleverd, komen de Curtiss-Wright
CW-21B's bij de ML-KNIL in dienst
De Japanners lijden nu ook ernstige verliezen.
Op 5 februari worden de aanvallen herhaald. Nu
kunnen nog maar twee Hawk's en vier CW-21B's
opstijgen. Na afloop van het gevecht is er nog maar
één CW-21B vlieggereed.
Op West-Java worden op 9 februari de vliegvelden
rond Batavia aangevallen. Er is te laat alarm ge
geven, slechts vier Buffalo's zien kans te starten,
waarvan er drie in de klim al direct worden neerge
schoten. Op de grond worden vijf Buffalo's vernield,
alsook drie Glenn Martin's, twee FK 51's en enkele
RAF jagers.
Een verrassende parachutisten-aanval op Palem-
bang, Zuid-Sumatra vindt plaats op 15 februari.
Hierbij vallen de olie-installaties gedeeltelijk onbe
schadigd in Japanse handen. De ML doet met Glenn
Martin bommenwerpers moedige pogingen om de
installaties alsnog buiten gebruik te stellen, echter
met weinig succes.