17 In Jackson worden ook de Beech AT-11 Kansan's gebruikt, die oorspronkelijk door de MLD waren besteld Op 4 april 1942 wordt de oprichting van het 18e Squadron goedgekeurd. Het squadron kan dan beschikken over vijf B-25's. Eind mei pogen de Ame rikanen ook die vijf nog eens te confisceren in ruil voor 18 Douglas A-20 Boston's. Dit wordt geweigerd, daar de A-20 niet het vliegbereik heeft om vanuit Australië Indië te halen en daarnaast zijn ze ook nog eens in slechte conditie. In juni wordt het 18e ingezet voor onderzeeboot- bestrijding, waarbij op 5 juni een Japanse midget- onderzeeboot bij Sidney tot zinken wordt gebracht. Eind augustus krijgt het 18e eindelijk de beloofde nieuwe B-25's. De vijf oudere toestellen worden ingeleverd, achtien nieuwe B-25C en D's kwamen ervoor in de plaats. Na het nodige oefenen vliegt het squadron geleidelijk over naar McDonald bij Darwin. (Voor een uitgebreider overzicht en de belevenissen van het 18e Squadron verwijs ik graag naar het ar tikel Nr. 18 Squadron NEI geschreven door Otto Ward in Spinner 45 en 46 uit 2012). Gezien het feit, dat de positie van Australië ook niet geheel zeker is en er gebrek aan onderdelen en brandstof is, wordt de opleiding van vliegers en an der luchtvarend personeel verplaatst naar Amerika. Door de Amerikanen wordt de vliegbasis Jackson ter beschikking gesteld. In april vertrekt het schip Mariposa met ca 850 man naar de Verenigde Staten, waarna op 8 mei in Jackson wordt aangekomen. Het benodigde lesmaterieel voor de Royal Nether lands Military Flying School (RNMFS) wordt door de Amerikanen vlot geleverd: 55 Fairchild PT-19's, 50 Vultee BT-13's en 25 North American AT-6 lestoe- stellen. De eerder in Amerika bestelde 11 Lockheed 12's en 24 Beech AT-11 Kansan's worden ook bij de RNMFS afgeleverd en worden gebruikt voor de tweemotorigen opleiding. Eind 1942 komen de eerste speciaal voor de oplei ding bestelde tien B-25 aan. In februari 1943 gaat de eerste Operationele Training van start. Na de oplei ding vertrekt de eerste groep met op Jackson afgele verde nieuwe B-25's over de Pacific naar Australië. Ten behoeve van het op te richten jachtvliegsqua- dron in Australië worden door het RNMFS 30 jacht vliegtuigen aangevraagd. In eerste instantie komen 20 oude P-40's van de types E, F en L binnen, later gevolgd door 10 splinternieuwe P-40N's. In oktober vertrekt de eerste groep jachtvliegers naar Australië, voor het op te richten 120e Squadron. Op 10 december 1943 wordt te Canberra het 120e Squadron opgericht en uitgerust met Curtiss P-40N jagers. De eerste 20 jachtvliegers zijn eind novem ber met een oude vrachtboot uit Amerika gear riveerd en gaan eerst naar een RAAF Operational Training Unit om hun vliegervaring nog wat bij te werken. In april 1944 wordt het squadron overge plaatst naar het vliegveld Mopah bij Merauke aan de zuidkust van Nederlands Nieuw Guinea. Veel ac tiviteiten vinden echter niet plaats. In juli arriveren al tien vervangers om de eersten af te lossen. Bij één aflossing verongelukt boven Australië een Dakota van het NEITS, waarbij o.a. zeven vliegers omko men. Voor de broodnodige actie en afwisseling kan een flight van 4 P-40's bij toerbeurt een poosje ope raties vliegen bij een Australisch P-40 squadron op Noemfoer. Hiervoor moeten de Nederlandse P-40's aan het begin en einde van hun toer dwars over het onherbergzame Nieuw Guinea vliegen. Vanuit Noemfoer worden onder meer doelen in de Vogel kop en Ceram aangevallen. Het 120e Squadron vliegt met de Curtiss P-40N Kittyhawk's

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2014 | | pagina 19