De hoogtevlucht
10
stig van de GOS van het 120 Squadron, hadden al
enige ervaring opgedaan met de Mustang. Dit gold
echter niet voor de drie net gebrevetteerden van de
CVS III. Naast de familiarisatie op de Mustang en de
cockpitdrill met sergeant-majoor Mulder op de vleugel
was er ook nagedacht over het vliegprogramma. Om
te wennen aan de lange neus van de Mustang moes
ten de drie nieuwelingen ook hier vanuit de tweede
bestuurderszit plaats een landing maken. Eén van
de drie zat dan voorin om, als dat nodig mocht zijn,
in te grijpen. De dag erop leerde men de Mustang
te starten, te trimmen op drie uur en zigzaggend te
taxiën. Daarna mocht men solo. Daarbij gebruikte
sergeant majoor Mulder een zogenaamde radiojeep.
Omdat de leerling bij zijn eerste vlucht bij de basis
moest blijven had hij de jeep op de kop van de baan
opgesteld. Daardoor was hij in staat om ook tijdens
de vlucht aanwijzingen te geven. De leerling kreeg
voor de eerste vlucht de volgende aanwijzing van
hem mee: "Als je de weg kwijt bent, zoek dan de
spoorlijn op en vlieg deze in noordelijke richting tot
je de watertoren ziet. Sla dan linksaf". Na de eerste
vlucht vloog sergeant- majoor Mulder bij de volgende
vluchten meestal zelf mee met een andere Mustang.
In het weekend waren de vliegers regelmatig te vin
den in het stationsrestaurant van de KLM bij de basis.
In ruil voor wat machtsvertoon boven de plantages
werden de vliegers regelmatig gefêteerd door de
planters uit de buurt van Medan.
Commandant 122 squadron, kap. Benjamins (Foto Benja
mins)
Een speciaal element in de training was het uitvoe
ren van een hoogtevlucht. Sergeant-majoor Mulder
had binnen de ML naam gemaakt met zijn hoogte-
vluchten met de Mustang. Op 21 september 1949 had
hij een hoogte weten te bereiken van 40.000 voet. Hij
verwachtte dat alle nieuwe vliegers bij het 122 Squa
dron een dergelijke vlucht maakten.
De op Medan aanwezige verloofde van eerste luite
nant Van der Vijgh, had op verzoek van de vliegers
vliegkappen gemaakt. De voor de hoogtevlucht be
nodigde zuurstof werd gekocht bij een Chinees in de
stad Medan. Op 13 februari 1950 bereikte sergeant
Vijsma met de H-305 een hoogte van 42.000 voet!
Deze hoogte werd door de andere vliegers van het
squadron niet verbeterd. Ook de vliegers van de CVS
III maakten een dergelijke vlucht. De sergeant Sijbers
bereikte bij zijn hoogte vlucht op 10 maart met de
H-321 een hoogte van 38.000 voet.
Van der Roer vertelde dat een vertegenwoordiger
van North American het 122 Squadron verzocht om
de medewerking van de ML bij onderzoek naar het
gedrag van laminair flow wing van de Mustang bij een
steile duikvlucht met hoge snelheid. Dat de test niet
zonder gevaar was, bleek wel uit het feit dat drie
eerdere testvluchten een dodelijke afloop hadden ge
had. North American had op basis van deze eerdere
ervaringen een protocol ontwikkeld waarbij men er
van uitging dat het nu goed zou gaan. Tweede lui
tenant Van der Roer werd bereid gevonden om deze
testvlucht uit te voeren. Hij voerde deze testvlucht
met de H-305 uit op 6 maart 1950. De test bestond uit
een klim naar circa 40.000 voet. Op die hoogte werd
de Mustang in een steile duik gezet en werd tegelij
kertijd volgas gegeven. Men had aangegeven dat in
de duikvlucht de Mustang naar een kant zou trekken
waardoor deze scheef ging vliegen. Op het moment
dat het voetenstuur blokkeerde moest de vlieger het
gas losgelaten waarna het toestel langzaam weer uit
de duik gehaald kon worden. De H-305 van tweede
luitenant van der Roer kwam uiteindelijk op 400 voet
weer horizontaal.
Diverse vliegers, waaronder kapitein Benjamins en eerste
luitenant Martens, behaalden eind 1949 begin 1950 hun pa
rachutebrevet bij de SOP op Tjimahi (Foto Benjamins)