Verhuizing naar de KNILM
hangar
Een veel gehoorde klacht na de Soevereiniteitsover
dracht was dat er geen opdrachten meer kwamen
waardoor men de tijd moest doden onder andere
met kaarten. Tweede luitenant Carp schreef hier
over:" Het was een periode van grote onzekerheid
weinig concreet wetenveel wachten en niets doen
De jonge LSK vliegers genoten desondanks dat van de
omstandigheden in Bandoeng. Zij besteden hun vrije
tijd vaak aan het zwembad van een van de hotels of
ze dronken een biertje aan de bar van hotel Homan.
Het was goed toeven op de Bandoengse Hoogvlakte voor de
jonge LSK vliegers bij het 120 squadron. Pangalengan, 22
januari 1950 (Foto van der Meulen)
Eind januari werd de Noord-hangar door het 120
Squadron en de A-flight van het 6 ARVA Squadron
ontruimd. De hangar alsmede het noordelijk deel
van het vliegveld zou, vooruitlopend op de over
dracht van 2VB Andir, ter beschikking worden ge
steld aan de Angkatan Udara Republik Indonesia Serikat,
kortweg Auris. Het squadron nam nu haar intrek in
de oude hangars van de Koninklijk Nederlands Indi
sche Luchtvaart Maatschappij gelegen in de zuidoost
hoek van het vliegveld. Op 3 februari 1950 (dagboek
Krale zegt 4 februari) werd officieel een deel van het
vliegveld Andir en een aantal vliegtuigen van de
Militaire Luchtvaart overgedragen. De Stuurkolom
schreef hier onder meer over: "Ook de 2de vliegbasis
Andir zag de nieuwe gezichten binnen haar poorten ver
schijnen en de bekende Noordhangar, waarin lange tijd het
120 sqn gehuisvest was, werd enkele weken geleden met een
aantal vliegtuigen (7 Piper Cubs benevens enkele Dakota's
en Harvards) aan de zorgen van de AURIS (Angkatan
Udara Republik Indonesia Serikat) toevertrouwd. Neder
landse vliegtuigmonteurs bewijzen voorlopig nog goede
diensten met het geven van advies"
In de nieuwe huisvesting wist het squadron echter
al snel weer zijn draai te vinden. Op 9 februari nam
de commandant eerste luitenant Hansen afscheid en
droeg het commando over aan eerste luitenant Jolly.
De overdracht werd luister bijgezet door een forma
tie van drie Mustangs die gevlogen werden door de
tweede luitenant Van der Meulen in de H-326 en de
sergeants van Nieuwpoort en Dejalle in respectieve
lijk de H-319 en H-324. Eerste luitenant Van Rijswijk
werd gelijktijdig aangesteld als plaatsvervangend
commandant. Hij zou een groot deel van zijn tijd
besteden aan het regelen van de repatriëring van de
inheemse leden van het grondpersoneel. Als gevolg
van het ontbreken van operationele opdrachten werd
er geen hoofd operaties meer aangesteld.
Technisch personeel in februari 1950 bij een van de Harvards van het 120 Squadron in 1950 (Foto: Bouman)