De ontwikkeling van het Nederlandse luchtwapen in een breder kader 13 Als Inspecteur der Militaire Luchtvaart stelde reserveluitenant-generaal der Genie M. Raaijmaakers in opdracht van premier Colijn de plannen voor uitbreiding en modernisering van het luchtwapen op Internationaal gezien was het Nederlandse lucht wapen zeer bescheiden van omvang en beperkt qua taakstelling. De neutraliteitspolitiek sloot offensief optreden in de lucht uit en daarom leek de ontwik keling van de LVA totaal niet op die van de Britse Royal Air Force (RAF), de Italiaanse luchtmacht of de Amerikaanse legerluchtmacht, waarover in die tijd veel werd geschreven. Daar gold het zelfstan dige offensieve optreden van het luchtwapen als leidraad voor de nationale defensiestrategie. De twee belangrijkste luchtmachten op het Europese vasteland, het in 1933 verzelfstandigde Franse Armée de l'Air en de in 1935 door Hermann Göring officieel voorgestelde Duitse Luftwaffe, hadden sterke offensieve eenheden, maar die waren in eer ste instantie toch gebonden aan het optreden van de in die landen dominante grondstrijdkrachten. Nederland kende - net als andere kleinere neutrale staten in Europa - geen offensieve strategie en het luchtwapen had geen eenheden voor offensief optreden. Dat in de jaren dertig desondanks een bommenwerper voor de LVA werd ontworpen en geproduceerd is terug te voeren op het denken van Zegers, sterk geïnspireerd door de theorieën van Douhet en het Franse concept van bombardement/ combat/reconnaissance (BCR). Een als luchtkruiser optredende bommenwerper kon volgens Zegers op meerdere manieren bijdragen aan de luchtverde diging: direct als patrouillerend zwaar bewapend platform de vijand opwachten en verdrijven en indirect door het bombardement van vijandelijke vliegbases. Bovendien kon de luchtkruiser ook als strategisch verkenningsvliegtuig dienst doen en zo nodig meteen aanvallend optreden tegen een vijandelijke opmars. Behalve met het BCR-vliegtuig in Frankrijk en in Nederland schoot het concept van de luchtkruiser nergens echt wortel. Dat was anders bij het com promis tussen de luchtkruiser en het eenpersoons eenmotorig jachtvliegtuig, dat de Nederlandse vliegtuigbouwer Fokker handig bedacht met de G.I-jachtkruiser. Zo'n type verscheen zowel in Frankrijk (Potez 631), Duitsland (Messerschmitt Me 110) als Groot-Brittannië (Bristol Blenheim).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2015 | | pagina 15