Technologische vernieuwing Vijftien verloren jaren Aan het einde van de jaren dertig kon men niet weten dat al deze tweemotorige jachtkruisers het in de praktijk van de luchtstrijd tijdens de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld in de Battle of Britain, zouden moeten afleggen tegen de snellere eenmo- torige jagers. Het geringe belang dat in Nederland aanvankelijk aan deze jagers werd gehecht, vond zijn oorzaak in twee specifiek Nederlandse overwe gingen. Ten eerste was het alarmsysteem voor de luchtverdediging door de geostrategische situatie van het kleine Nederland niet effectief. Radar was in 1940 weliswaar in het diepste geheim in onderzoek, maar in de jaren dertig was de lucht verdediging nog geheel afhankelijk van visuele waarneming van vijandelijke vliegtuigen door luchtwachtposten. Vervolgens kostte het starten, naar hoogte klimmen en opsporen van de vijande lijke vliegtuigen zoveel tijd, dat aanvallende bom menwerpers hun vernietigende werk al hadden gedaan. Een tweede valide overweging was dat de Nederlandse deskundigen de investering in eenper soons eenmotorige jagers afraadden, want door de snelheid van de vliegtuig- en motorontwikkeling in de jaren dertig waren deze dure 'raspaardjes' snel verouderd en daarna eigenlijk onbruikbaar. Het ministerie van Defensie hechtte daarom zeer aan 'manusjes van alles', ofwel vliegtuigen voor verschillend gebruik. Dergelijke toestellen konden, na voor één taak te zijn verouderd, nog goed dienst doen voor een andere taak, bijvoorbeeld verken ning of opleiding. Net als elders was de luchtvaart in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw een indrukwek kende technologische vernieuwing, die de bevol king met groot enthousiasme volgde. Wat begon nen was als luchtsport veranderde door het uit breken van de Eerste Wereldoorlog al snel in een grootschalig militair optreden in de lucht. Ener zijds had dit een stormachtige technologische ont wikkeling van het vliegtuig als wapensysteem tot gevolg, anderzijds bracht het dood en verderf, niet alleen aan de fronten, maar ook in de bevolkings centra. Deze erfenis van de luchtoorlog uit de Eer ste Wereldoorlog zou het gehele Interbellum haar stempel drukken op het beeld dat de bevolking had van de militaire luchtvaart, met de angst voor luchtbombardementen als dominante factor. Het bleek onmogelijk deze angst met ontwapeningsini tiatieven van de Volkenbond of andere internatio- naalrechtelijke maatregelen weg te nemen. Toen in 1919 ook in Nederland - mede door het succes van de Eerste Luchtverkeers Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) - de burgerluchtvaart met de oprichting van de KLM van de grond kwam, was de geestdrift groot. De overheid zag veel nut in de ont wikkeling van het eigen nationale burgerluchtver- keer, onderstreept door de vele miljoenen guldens regeringssteun en subsidies die de KLM gedurende het hele Interbellum kreeg. Hoewel het reizen per vliegtuig nog maar voor een enkeling was weg gelegd, kon de KLM met haar prestaties bogen op grote belangstelling onder de bevolking. Vooral de mede met particulier (financieel) initiatief ge stimuleerde ontwikkeling van de vliegroute naar Nederlands-Indië en de spectaculaire vluchten van vliegtuigen als de 'Postduif' (1927), de 'Pelikaan' (1933) en de 'Uiver' (1934), ontlokten een gevoel van nationale trots aan de Nederlandse samenleving. Maar het Nederlandse luchtwapen kon vrijwel niet meeprofiteren van deze nationale luchtvaarttrots. Als onderdeel van het weinig populaire leger, door de aanhoudende bezuinigingen op de defensieuit gaven klein gehouden en door meerdere politieke partijen als nutteloos bestempeld, kreeg de LVA weinig gelegenheid zich positief te profileren. Daarnaast was er bij de legerleiding weinig animo om naar een goed uitgerust luchtwapen te streven, want in de ogen van de militaire top stond het luchtwapen door de kostbare en snel verouderende vliegtuigen vooral gelijk aan geldverspilling. Terwijl artilleriestukken enkele decennia mee konden, waren vliegtuigen na tien jaar al hopeloos verouderd. De opkomst van het nazibewind in Duitsland en de daardoor toegenomen kans op oor log maakte het Nederlandse volk pas bewust van de noodzaak de luchtverdediging te versterken. Na 1935 ontstond er een geleidelijke politieke con sensus omtrent de modernisering van het lucht- wapen. Op het eerste gezicht lijkt het luchtwapen na de Eerste Wereldoorlog twintig jaar de tijd te hebben gehad om zich op de algemene mobilisatie van augustus 1939 voor te bereiden. Maar deze schijn bedriegt. De opbouw van het luchtwapen begon in de jaren twintig hoopvol. De hoofdmoot van het oefenprogramma bestond uit de verkennings- en waarnemingsdienst, conform de beperkte taakstel ling. Het op zich verstandige aanschafbeleid van jaarlijkse bestellingen van kleine series moderne

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2015 | | pagina 16