Aanschaf bij de Nederlandse
industrie
Ï!ie»m
19
rent van Fokker op te treden, wat Raaijmaakers
stimuleerde.
Dankzij de forse bestellingen van de overheid en
een vernieuwing van het management bij Fokker
wist deze vliegtuigfabriek na 1935 tot op zekere
hoogte weer aan te haken bij de technologische
vernieuwing elders in de wereld. De G.I-jacht-
kruiser was daar een voorbeeld van. Desondanks
konden de jachtvliegtuigontwerpen van Fokker en
Koolhoven niet wedijveren met de geavanceerde
types die eind jaren dertig in Groot-Brittannië en
Duitsland werden ontwikkeld. Voor een deel werd
dat veroorzaakt doordat het neutrale Nederland
niet de nieuwste motoren van 1.000 pk en hoger
geleverd kreeg. Dat raakt aan de achilleshiel van
de Nederlandse vliegtuigindustrie, want noch in
de Eerste Wereldoorlog, noch in het Interbellum
was het technologisch en economisch mogelijk
gebleken in eigen land vliegtuigmotoren te ont
wikkelen en produceren. In dat opzicht bleef Ne
derland afhankelijk van enkele grote buitenlandse
producenten van vliegtuigmotoren.
De vliegtuigaanschaffingen voor de LVA verliepen
tot aan 1937 geheel volgens het regeringsbeleid:
met uitzondering van één acrobatievliegtuigje uit
Duitsland waren alle vliegtuigen bij de Nederland
se industrie gekocht. Met uitgebreide vliegtuig
bestellingen in het kader van het vierjarenplan
voor de boeg, stelde de regering in mei 1937 het
Regeringscommissariaat voor de Economische en
Industriële Oorlogsvoorbereiding in, met als op
dracht de Nederlandse industrie zoveel mogelijk te
betrekken bij de herbewapening. Hier zaten meer
dere beweegredenen achter. Ten eerste was het
een voortzetting van het sinds begin jaren twintig
gevoerde beleid om het defensiegeld in eigen land
te besteden. Dat kon de werkgelegenheid bevorde
ren - niet onbelangrijk na de crisisjaren - en de
vliegtuigindustrie via een goede bezetting levens
vatbaar houden. Ten tweede was er de reële zorg
dat Nederland bij bestellingen in het buitenland
achteraan moest aansluiten bij de al met orders
overstelpte wapenindustrie. Via het parlement
waarschuwden de Nederlandse vliegtuigbouwers
bovendien dat Nederland in het buitenland nooit
het nieuwste militaire materieel - dat die landen
immers voor zichzelf hielden - zou kunnen ver
werven. Fokker maakte van deze omstandigheid
gebruik door zijn prijzen vanaf 1937 behoorlijk op
te schroeven, wat minister Van Dijk, op aanraden
van het Regeringscommissariaat maar tegen de
zin van Soesterberg in, ertoe bracht uit concurren-
tieoverwegingen ook aan Koolhoven belangrijke
orders te gunnen.
De Koolhoven FK-58, waarvan het prototype in april 1939 ter beproeving op Soesterberg was; ondanks adviezen om snel
Hurricanes te kopen, koos minister Van Dijk toch voor de FK-58