De totstandkoming van het Luchtmachtmuseum op de Vliegbasis Soesterberg Luchtvaart Museum opende zijn poorten op 17 mei 1960 en kreeg vooral bekendheid als het Aeroplano- rama. Het museum sloot zijn deuren in 1967, waar na de collectie verhuisde naar het nieuwe Schiphol. Daar werd een futuristisch bouwwerk, een geode tische aluminium koepel, betrokken dat de naam Aviodome kreeg. Op 10 juli 1971 ging het museum weer voor het publiek open.5 Zoals bekend is het Aviodome sinds 2003 in Lelystad gevestigd, waar de nieuwe naam Aviodrome werd aangenomen. In het midden van de jaren '60 besloot de KLu als nog voor een eigen museaal beleid te opteren. Deze koersverandering symboliseerde de wens om het militair culturele erfgoed van de luchtmacht voor zover mogelijk veilig te stellen en daarvoor ook een eigen 'museum' te stichten. De wens om een eigen museale luchtmachtcollectie te vormen was trouwens geheel in lijn met de structuur van het toenmalige defensieapparaat. Het waren de hoogtijdagen van de verticale organisatie, die zich kenmerkte door een relatief grote autonomie van Marine, Landmacht en Luchtmacht. De drie krijgs machtdelen kenden bijvoorbeeld elk een eigen staatssecretaris en hechtten er aan in hun publieke presentatie hun eigen identiteit steeds prominent voor het voetlicht te brengen.6 Een krijgsmachtdeelmuseum kon in dat opzicht een relevante bijdrage leveren. Mogelijk heeft ook een rol gespeeld dat de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog in de eerste helft van de jaren '60 sterk opbloeide onder invloed van de tv-serie "De Bezetting" van Dr. L. de Jong. Hoe het ook zij, de Koninklijke Luchtmacht riep in 1965 een speciale museumcommissie in het leven om de plannen voor een eigen museum verder vorm te geven. Deze "Commissie Museumaangelegenhe den Koninklijke Luchtmacht" met als voorzitter Kolonel Jhr. Mr. R.W.C.G.A. Wittert van Hoogland speelde aanvankelijk met de gedachte om het op te richten luchtmachtmuseum te coloceren met het toekomstige Nationaal Luchtvaartmuseum (lees Aviodome) op het nieuwe Schiphol, maar al spoedig moest worden vastgesteld dat daar de noodzakelijke ruimte zou ontbreken. Vervolgens leken de Vliegbasis Woensdrecht en de Vliegbasis Gilze-Rijen hoge ogen te gooien als locatie voor de beoogde nieuwe loot aan de Luchtmachtorgani- satie. De optie Gilze-Rijen was interessant, omdat daar het Depot Vliegtuigen en Vliegtuig Materieel was gevestigd, dat goede diensten zou kunnen bewijzen aan het op te richten museum. Bekend is ook dat hier al in het midden van de jaren '60 'stie kem' vliegtuigen en onderdelen werden weggezet, voor het geval het ooit tot de oprichting van een museum zou komen.7 Soms gebeurde dat ook openlijker. Zo meldde de Vliegende Hollander van januari 1967 dat de Bergings- dienst van de Koninklijke Luchtmacht met twee vliegtuigtransportopleggers een Mustang had opge haald bij de Afdeling Vliegtuigbouwkunde in Delft en vervoerd naar Gilze-Rijen, "ïn afwachting van de opening van het vliegtuigmuseum van de Klu".8 De commissie onder leiding van Wittert van Hoog land was echter van mening dat een meer centrale plaats de voorkeur verdiende.9 Vanaf 1967 begonnen de voorbereidingen voor een eigen museum vastere vormen aan te nemen. In eerste aanzet leek het nog om een bescheiden opzet te gaan. Er werd gesproken over een verzameling van luchtvaartcuriosa, die onderdak zou moeten krijgen in hangar 3 op de Vliegbasis Soesterberg. Toen deze verzameling, na zeer intensieve voorbe reidingen die enkele maanden in beslag namen, voor het publiek werd geopend, gebeurde dit niet temin onder de benaming Luchtmachtmuseum. De officiële opening werd op 3 juli 1968 verricht door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard. Ter inleiding op de openingshandeling hield de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten Luitenant- Generaal A.B. Wolff een toespraak, waarin hij de Prins Bernhard bezichtigt het zojuist geopende Lucht machtmuseum in Hangar 3 op de Vliegbasis Soesterberg (3 juli 1968).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Spinner | 2015 | | pagina 7