Ervaringen op de Vliegbasis
Soesterberg
Verhuizing naar het Kamp
van Zeist
oprichting motiveerde. Hij wees er op dat er van af
was gezien om bij de viering van het elfde lustrum
van de luchtmacht, zoals de traditie wilde, een
grote vliegdemonstratie te organiseren. Defensie
verkeerde in een moeilijk politiek vaarwater en
bovendien was de publieke opinie op dat moment
niet bepaald gecharmeerd van vliegshows.
In plaats daarvan was besloten het Nederlandse
publiek een static-show aan te bieden waarin de
verschillende facetten van de luchtmacht anno
1968 aan bod kwamen. Tevens was in hangar 3 een
tentoonstelling ingericht, die echter in tegenstel
ling tot de static-show een permanent karakter
was toegedacht. Wolff constateerde dat de snelle
evolutie van het luchtwapen alle aandacht van de
Koninklijke Luchtmacht had opgeëist. Hoezeer hij
dat achteraf ook betreurde, had het daardoor aan
tijd ontbroken om naar het verleden te kijken. Hij
stelde in dit verband:
Het bijhouden van het verleden, het trekken van lering
uit de historie en vooral de eerbied voor hen die ons
op deze korte doch moeilijke weg voorgingen, is mijns
inziens essentieel. Veel is reeds verloren gegaan en dit
verlies is nimmer meer te herstellen doch het 'beter laat
dan nooit' geldt ook hier voor het luchtmachtmuseum.10
Toen Wolff twee jaar later zijn functie van Chef
van de Luchtmachtstaf/Bevelhebber der Lucht
strijdkrachten neerlegde, liet hij in zijn afscheids
toespraak het belang van de totstandkoming van
het Luchtmachtmuseum nog eens doorklinken. Het
museum voorzag, naar zijn oordeel, in de behoefte
aan kennis over "de historie van de Luchtmacht en
het vliegwezen in het bijzonder", zowel bij militai
ren als bij de Nederlandse bevolking.11
Deze woorden van Wolff verhulden dat de keuze
voor onderbrenging van het museum op de Vlieg
basis Soesterberg geen gelukkige was geweest.
Al binnen enkele maanden na de opening bleek
dat de publieke functie van het Luchtmachtmuseum
flink botste met de operationele activiteiten op de
vliegbasis. Eigenlijk kon de hangar door de Vlieg
basis niet worden gemist, terwijl de toestroom van
publiek, ook al was het museum, behoudens voor
groepen, alleen op de zaterdagen open, op gespan
nen voet stond met de strenge veiligheidseisen die
op de Vliegbasis moesten worden gehanteerd.
Deze factoren tezamen vormden al in het najaar
van 1968 aanleiding om uit te zien naar een alter
natief. Daarbij kwam meteen de zogeheten 'kip
penfarm' in beeld, een perceel gelegen op de hoek
Amersfoortseweg-Van Weerden Poelmanweg, waar
voorheen de Stichting Gezondheidsdienst voor
Pluimvee was gevestigd. Dit terrein grensde aan
de Vliegbasis Soesterberg. Een gedegen onderzoek
naar de mogelijkheden die de 'kippenfarm' bood
en de nadere uitwerking van een concreet 'verhuis
plan', leidden echter niet tot besluitvorming. De
hoge kosten (circa fl. 500.000) zullen daaraan debet
zijn geweest. Daarom moest voorlopig genoegen
worden genomen met de weinig bevredigende
constructie van een 'luchtmachtmuseum' op een
vliegbasis, waar andere prioriteiten uiteraard voor
rang kregen.
Toen in de tweede helft van de jaren '70 werd be
sloten om de Vliegbasis Soesterberg van alle niet
operationele elementen te ontdoen, moest ook voor
het Luchtmachtmuseum met enige spoed een nieuw
onderkomen worden gezocht. Opnieuw kwam de
'kippenfarm' weer als mogelijke optie ter tafel. Ook
het Officierscasino aan de Kampweg in Soesterberg
leek goede mogelijkheden te bieden. Eind mei 1977
maakte de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
aan alle onzekerheid een einde en liet aan de
Commandant van de Vliegbasis Soesterberg weten
dat het museum zou worden verplaatst naar de
"Fabriek" op het Kamp van Zeist, het gebouwencom
plex van de Technische Dienst van DATIM (Depot