14 geen smeekbeden of bedreigingen zijn besten sabel zou geven, als het regende. «Ik wou, dat we er maar gauw af waren deze keer, majoor," zei Leuroux, de rijlaarzen tegen 't licht houdend om't effect van het schoensmeer te beoordeelen. «Iloezoo?" vroeg de majoor barsch. «Je hebt toch niet genoeg van den oorlog?" «Neen majoor, dat niet; maar, ziet u, mijn moeder is weer erg ziek, ze is een oud menscli en zal 't misschien niet zoo lang meer maken en dan mijn vrouw 't arme menscli staat natuurlijk duizend angsten uit." «Wat donder!" viel de majoor in. «Waarom ben je dan ook zoo stom geweest te trouwen! Ik heb je genoeg gewaarschuwd! Sedert 't jaar dat je getrouwd bentzit er nog maar de helft militairisme in je van vroeger. Je doet den dienst 't meest schade met zulke roekelooze streken. Een militair moet niet trouwen." «Ja, majoor, u hebt eigenlijk wel gelijk," zei Leroux 'onderworpen, als kwam er een dankbare verwondering in hem, waarom zijn chef hem niet op zijn trouwdag voor dat feit dadelijk met veertien dagen politiekamer had gestraft. «Maar nu ik mijn vrouw eenmaal heb ze is een goed wijf, weet uen nog zoo jong «Ja, die fratzen kennen we," zei de majoor. «Moet je je moeder gaan opzoekenals we in het garnizoen zijn? Ja? 't Is nog al een heele reis, hè help me onthouden dat ik je dan een spoorkaartje bezorg Neen, houd je mond maar," voegde hij er aan toe, toen Leroux van blijdschap in een stroom van wel sprekendheid wilde losbarsten, «zorg maar dat, mijn spullen goed gepoetst zijn, anders ga je de provoost in.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 216