31
(Hij njst op en vertrekt met de krijgslieden; ook de
maagden vertrekken).
Har aid loeft nog en zingt):
Dageraads gloeien
Aan lichtenden trans,
Zoo is het bloeien
Heur rozigen glans.
Popels, die beven
Van eigen pracht,
Wie deed er leven
Een boezem zoo zacht?
Aarde ging gloren.
Toen hemellicht viel,
Nu is geboren
De min in mijn ziel.
(Herstelt zich).
Men wacht mij reeds, laat mij nu tijd'lijk gaan.
Dus kan verwaandheid nog bekoren; wijl hij
Zoo hoonend sprak, zag 'k velen van de meisjes
Betooverd naar hem starenik was woedend.
(Vertrekt).
3de TOONEEL.
(Blidi verschijnt):
Blidi: