33 Maar stilwat hoor ik daar voor schredenlaat ik Die bekers bij elkander schikken. (Harald verschijnt). 4de TOONEEL. Harald: Welk Een wonderzoete stem lokt mij hierheen? De zang der voog'len is eentonig bij Uw lied, o, zeg mij blonde schoone, wie Gij zijt, dat ik mijn hart kan vullen met Uw naam. (Blidi, eerst geschrokken, neemt een trotsche houding nan en zegt): Ik zong niet om u hier te lokken. Harald: Toch ben ik hier, het toeval dient mij dus, Hoor mij nu aan en antwoord mij; zoo gij Niet veel wilt zeggen, zeg dan weinig, maar Toch wat; o, wees niet norsch, want ieder woord Van u laat lieflijke herinneringen Bij mij. Blidi: Weet dandat Blidi nooit haar oor Nog leende aan verwaande woestelingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 235