ff ,l)e 1{u'tneL ■-*-s-F3.. A ^pUfj^at schijnt de maan zoo droef op 't grijze puin En wasemt zilver zacht op 'tdonker hout, En kust het graf van 't slotal eeuwen oud Begroeid met mos, een welig onkruidtuin? Waar eens het harnas dreunde, wiegt nu [stout De slanke boom zijn glanzend groene kruin. Het licht trilt langs het blad en schuilt in 't [bruin Van 't mostapijt en fluistert droeven kout. De breede droge gracht, half opgevuld Met gras en netel, draagt een steenen brug; Daar waakt een trouwelang verbleekte poort. Twee leeuwen grimmen met een stug geduld En open kaak den vreemdeling terug Van 'tstille, woest en zilverglanzend oord. Urfelan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 242