57
zij, en o! die arme Sergeant-majoors zuchten er vaak
zoo onder; ze worden beuli! en bah! van het kloppen
en zijn op het laatst voor geen oordje soldaat meer.
Doch wat is dat daar nog voor een schemerachtig
licht'? Dat heeft door zijn schaamachtig flaauwen glans
toch allen schijn van contrabande te wezen. Och!
verklappen wij den schuldige niethet is een Korporaal
die den ganschen dag geloopen en gezwoegd heeft,
wien de uitbranders in menigte zijn toegediend, die
getracht heeft al zijne Heerenen die zijn vele, tevreden
te stellenzonder van een enkelen de tevredenheid te
kunnen wegdragen, en die nu een eindje kaars, dat
hij op wacht overhield, in den hals eener llesch gezet
heeft, om nog effentjes zijne theorie te leeren. Hij
houdt zorgvuldig zijn boek vóór de kaars, want indien
de kommandant der politie-wacht er het schijnsel van
gewaar wordt, betaalt hij zijnen leerlust met twee
dagen politie-kamer. «Doch deze weet toch niet wie
de schuldige is," denkt gij welligt op echte Kadetten-
wijs, «en de Korporaal zal wel niet dom genoeg zijn,
zich te laten snappenals hij den Onderofficier hoort
aankomen, dooft hij zijne kaars uit en verbergt haar."
Mooi gezegd, maar toch niet heel juist; ge denkt dan
niet aan de militaire verantwoordelijkheid, een voor
naam punt van het soldatenkarakter. Die Korporaal
is kommandant der chambrée, hij is verantwoordelijk,
dat het licht op zijn tijd wordt uitgeblazen, en wanneer
dit niet geschiedt, is hij strafbaar, al brandde hij
zelf het kaarsje niet. Ochherinner u van tijd tot
tijd het kaarsje, wanneer ge als Officier optreedt; ge