60
als de Officieren komen. Nog tien minuten, en al
onze slapers en droomers van daar even staan van
hoofd tot teen gewapend, wakker en lustig, krijgs
haftig en strijdvaardig op nadere hevelen te wachten.
Wij mogen er niet voor instaan, dat het in iedere
kazerne zoo vlug en geregeld gaan zou; maar toch,
wij hopen het, en waar het zoo niet is, pleit het
weinig voor de Officieren. «Maar wat hebben die er
mee te maken," vraagt ge welligt in uwe onschuld,
«zij waren er toch niet bij toen het alarm geslagen
werd, en er wordt toch niet van tijd tot tijd eigen
oefening gehouden in het nutteloos alarmeeren van den
troep?" Neen, dat behoeft ook niet zoo zeer,
ofschoon het een enkelen keer geen kwaad kan.
Doch wij hebben een ander eenvoudig middel, en dat
middel voert mij weder tot een der hoofd-vereischtert
van 'tware soldatenkarakterorde. Kijk, indien de
geest van orde niet zoo diep in de kazerne doorge
drongen, en er niet zoo vast geworteld was; indien
niet voor ieder de lijn zijner pligten vooruit was af
gebakend; indien niet ieder soldaat zijne kleeding en
wapening, standvastig op dezelfde plaats en in dezelfde
orde, in bruikbaren staat geborgen hield; ge zoudt
dan lang te vergeefs de alarmtrom zoeken, ge zoudt
haar vruchteloos doen roerenal stond gij op de plaats
te stampvoeten en te vloekenal vloog het lieele kader
razende en tierende trap op, trap af; al brandde in
middels de halve stad af, of al drong de vijand ook
in dien tusschentijd de kazerne binnen; toch zoudt gij
den troep niet onder de wapens krijgenen wanneer