m 82 Ieder slentert kalm voort, even zijn wijsvinger aan de pet brengend bij het passeeren van het huis van den burgemeester of van den dominé. Tusschen al die langzaam voortkuierende menschen ziet ge ook een militair. Het is een grenadier in groot tenue, die in het volle bewustzijn van zijne waardigheid voortstapt. Naast hem gaat eene oude vrouw, zijne moeder. Zij heeft evenals de andere vrouwtjes een helder wit mutsje op het hoofd, dat de reeds grijze haren grooten- deels verbergt. Hare kleeding is stemmig; zwart, daar ze nog steeds rouwt overhaal* reeds lang gestorven man. Nauw kan het oudje haren grooten zoon bijhouden naar wien zij van tijd tot tijd met trots en liefde opziet. Dat vrouw Damme (dat is haar naam) met haar zoon den «milletèr" gaat wandelen, is zeer natuurlijk. Haar flinke jongen, die als timmermansknecht reeds aardig zijn brood verdiende, is in de loting gevallen en moet nu dienen. Het afscheid was zwaar: «dat soldaten volk is zoo rauw, weet ge?" Maar nu is hij met verlof in zijne geboorteplaats. Het is de eerste keer, en ge kunt begrijpen, dat onze dappere landsverdediger, die natuurlijk zeer veel bekijks heeft, zoo trots als een pauw daarheen schrijdt, terwijl hij fier in de rondte blikt en telkens links en rechts groet. Nu en dan kijkt hij zijne moeder eens liefdevol aan en vraagt hartelijk: «Moeder, ben je nog niet moe?" De weduwe is het wandelen niet meer gewoon en, moeder en zoon houden innig veel van elkaar. 0, hoe menigmaal in den korten tijd, eenige maanden slechts, heeft moeder 's avonds, bij slecht lamplicht met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1899 | | pagina 284