143 de verdediging der Indische havens tegen een coup de main, blijkbaar geen hoog denkbeeld van de eischen, die eene dergelijke verdediging uit een ar- tilleristisch oogpunt zou stellen, de heer Kielstra had een ander bezwaar en vreesde dat het verdedigingsmaterieel zeer kostbaar zoude zijn. „Weet de Minister wel," vroeg hij, „dat er in 1870 een plan ge- „maakt is om de haven van Soerabaja te verdedigen, hetgeen, indien „ik mij zulks goed herinner, 12 a 15 millioen zou kosten? Hoeveel „meer zal het dan niet kosten om ook de haven van Batavia te ver dedigen, als men die verdediging naar de eisehen des tijds wil in lichten? En, zoolang de zetel des bestuurs te Batavia gevestigd is, „zal toch ook minstens de haven te Batavia verdedigd moeten worden." De conclusie van den heer Kielstra was dan ook dat eene ver dediging der havens wel degelijk boven onze krachten zoude gaan. In antwoord op deze bedenkingen legde de Minister eene ver klaring af omtrent zijn inzichten betreffende defensieuitgaven, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat en die, hoewel zij niet speciaal op den coup de main, maar meer op de algemeene defensie-uitgaven betrekking heeft, daarom hier wordt opgenomen. „De verdenking", zeide Z. Exc „als zou het mij alleen te doen zijn „om het eindcijfer van de begrooting te doen sluiten, is ook daarom „zoo onaangenaam, omdat zij in zich sluit de verdenking van verregaande „domheid; want wat zou dommer wezen dan om ter wille van het „eindcijfer eener raming groote maatschappelijke belangen in gevaar „te brengen? Niets is mij dan ook onaangenamer dan te zien, dat „de menschen mij voor zoo dom houden. „En het toppunt van domheid komt mij wel voor de meening te „zijn, dat men, hetgeen tot verdediging van een land noodig en uitvoer baar is, niet zou aanwenden omdat het geld kost. „Ik kan mij niet voorstellen dat iemand, die middelen kent om „zijn land in een beter verdedigbaren toestand te brengen, die zulke „middelen binnen zijn bereik heeft en ze niet aanwendt, nog één ge- „rust oogenblik zou kunnen hebben. Wat zou er in het hart van „zulk een man moeten omgaan, wanneer het oorlogsgevaar ging dreigen „Ik ben dan ook bewust mij zeiven op dit punt geen verwijt te „behoeven te doen. Ik mag in veel te kort geschoten hebben en „nog dagelijks in vele opzichten te kort schieten, maar dat ik een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 152