161
een enkel woord te wijden. De plaats waar en de personen door wie
die bedenkingen zijn geuit, maken ze van meer dan gewoon gewicht.
In de eerste plaats de bewering van den Irner Kielsira dat de
verdediging der havenplaatsen tegen een coup de main te veel geld
zou kosten, gegrond op het voorbeeld van Soerabaja, voor welks verster
king in 1870 12 a 15 millioen noodig werd geacht Hierbij moet
aanstonds worden opgemerkt dat laatstgenoemd plan niet bedoelde de
verdediging tegen een coup de main, maar de inrichting van Soerabaja tot
eene versterkte oorlogshaven op groote schaal, waarbij versperringsliniën
over de geheele straat Madoera, beschermd door krachtige, gepantserde
schepen en verschillende in zee gebouwde, gepantserde forten (naar ik
meen wel een zestal) en bovendien eene landlinie noodig zouden
geweest zijn. Dat zulk eene verdediging zeer kostbaar moest zijn is te
begrijpen, maar hieruit volgt niet noodzakelijk dat diezelfde kosten
ook moeten gemaakt worden bij de bescheidener eischen, die thans
gesteld worden.
Ook de haven van Batavia, zegt de heer Kielstra, zal verdedigd
moeten worden. Stellig zal dit het geval zijn, maar ook hier behoeven
geene overdreven eischen gesteld te worden. Wanneer men nagaat dat,
in het moederland, IJmuideu, de zeehaven van Amsterdam, voldoende
verdedigd wordt geacht door een fort bewapend met enkele zware
vuurmonden, dan mag men, dunkt mij, wel aannemen dat voor de
haven van Batavia niet meer benoodigd zal zijn.
Eene eindoordeel omtrent deze quaestie is thans nog niet te
verkrijgende rapporten der commissiën zullen daartoe moeten worden
afgewacht. Er bestaat echter m. i. geen reden om reeds a priori aan te
nemen, dat de kosten voor eene verdediging van enkele havens op Java
tegen een coup de main onze financieele krachten zullen te boven gaan.
Zal dus over het gewicht der beden king van den heer Kielstra eerst
over eenigen tijd op positieve wijze kunnen worden geoordeeld, de
door den heer Rooseboom te berde gebrachte bezwaren zijn meer
voor onmiddellijke bespreking vatbaar.
De door hem gestelde vraag, wat wij bij eene verdediging tegen
een coup de main met 7 compagnieën vestingartillerie moeten doen,
wordt zeker het best beantwoord door de opgave van de formatie-
cijfers dier compagnieën, welke in totaal bedragen
1887, Dl. II.