214
vijaud binnen het werkzame schot komt (400500 passen). Niet vuren
maar door het teeken melden, als er geen gevaar bestaat.
Melden door rapporten, wanneer melden door „te vuren" niet
noodig of niet dienstig is, cn er bovendien meer te melden valt dau
alleen, dat de vijand gezien wordt.
108. Men zij intusschen voorzichtig, dat de vrijheid, die hierbij
gegeven wordt om van het vuurwapen gebruik te maken, niet leidt
tot misbruik. Leider wijst er daarom ernstig op, dat de doorzoe-
kingspatrouilles niet worden uitgezonden om te vechtenmaar om te
zien en te melden en dat zij bij de oefeningen niet tot op 100 pas
sen mogen opdringen en elkander beschieten, want dat zulks in de
werkelijkheid zelden geschiedt.
Wanneer eene doorzoekingspatrouille de vijandelijke afdeeling tot
op een afstand van 500 a 600 passen is genaderd, gaat zij niet
verder meer, maar dekt zich, vuurt zoo noodig, meldt en vergeet
vooral de verbinding niet. De overige patrouilles, die den vijand
niet direct voor zich hebben, zullen, om de onderlinge verbinding
niet uit het oog te verliezen, evenzeer spoedig moeten halt houden,
(punt 13 129.) Hun verdere gedragregels hangen dan af van de
maatregelen van den commandant van den voortroep.
Rukt deze tot ondersteuning aan, dan sluiten zij zich bij hem aan
en beginnen het gevecht.
Neemt hij achterwaarts de gevechtspositie in, of zijn de patrouilles
genoodzaakt terug te gaan, alvorens de voortroep zijne maatregelen
heeft genomen, dan trekken zij langzaam en geregeld, zooveel mo
gelijk zijwaarts, op den voortroep terug, het front van dezen
vrijmakende (punt 14 129).
109. Na bespreking ook van het voorkomende in punten 9, 10 en
15 129 gaat Leider over, de behandelde gevallen aanschouwelijk
te maken.
Schijnvijand heeft daartoe zijne opdracht.
De doorzoekingspatrouilles (geoefenden) evenals schijnvijand voor
zien van losse patronen.
De recruten onder den Leider achter de doorzoekingspatrouilles.
De oefening te leiden in deu geest van 57 t/m 62 M en haar
te besluiten met toepassing van punt 15 129.