218 derlaag kuniiou vallen, kruipen langs paggers, door greppels, enz. 123. Schijnvijand treedt op. De ontmoetingen, bedoeld in punten 5 en 6 der gedragregels, worden aanschouwelijk gemaakt. 124. De patrouille ontmoet eene patrouille der eigen wacht en handelt als punt 4 aangeeft. 125. Zij keert naar de veldwacht terug en rapporteert aau den commandant (punten 7 en 8), alwaar Leider met de recruten ook te genwoordig is bij het uitbrengen van het rapport, om daarna kor- telijk den gehouden patrouillegang te bespreken. 126. Onze ondervinding is, dat het volgen eener goed geleide sluippatrouille door de recruten steeds met grooto belangstelling ge schiedde. Deze oefeningen kunnen dan ook tot do meest vruchtbare worden gerekend. Zij leeren „op het oogenblik" handelen, scherpen den blik en het verstand en vestigen meer dan eenige andere oefe ning zelfstandigheid. Ook bij deze oefeningen dient echter ernstig gewaakt te worden, dat zij niet ontaarden in hetgeen we reeds noemden „vechtertje spelen." Bemerkt eene patrouille in het haar toevertrouwd terrein eene kleine vijandelijke patrouille, dan is het haar plicht, hoe dan ook, te zor gen, dat deze het verlaat, maar schijnvijand moet dan in zoodanig geval lijdelijk zijn en uit den weg gaan. Meermalen zagen wij patrouil les elkaar op korten afstand beschieten, schijnvijand was daarbij niet tot wijken te nopen, omdat de patrouilles van gelijke sterkte waren. Dit is onjuist, de patrouille door de veldwacht uitgezonden, han delt in voor haar bekend terrein en heeft haar eigene troepen op 500 a 600 passen achter zich. Bij gelijke sterkte is zij dus zeer in het voordeel. 127. Na eenige malen met de recruten eene sluippatrouille te hebben gevolgd, worden zij nu zelf voor dien dienst bestemd. Het stellen van twee veldwachten tegenover elkaar is een goed middel, om verscheidene recruten gelijktijdig in dezen dienst te oefenen. HOOFDSTUK Y. Kondschapsdienst. Verkenningspatrouilles. 128. Al de moeielijkheden, verbonden aan den dienst der door-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 227