245
In 1814 woonde hij, als luitenant-adjudant van het 8° bataljon van
linie, het beleg van Deventer bij, en in 1815 was hij met het Koninklijk
Nederlandsche leger voor Lequesnoy, Yalenciennes en Condé.
Na langdurige worsteling kwam Europa eindelijk tot rust. Maai
toen ons de vroegere bezittingen in den Indischen archipel door de
Engelschen werden teruggegeven, had het Vaderland in Indië groote
behoefte aan mannen van erkende kunde en van beproefden moed
aan mannen, waarmede het Nederlandsch gezag in het verre Oosten
opnieuw kon worden gevestigd. Raaff kreeg zijne aanstelling tot
kapitein bij het 20c bataljon Oost-Indische infanterie en werd al
spoedig na aankomst in Indië bij den generalen staf geplaatst. Ook
als majoor (Januari 1818) en als luitenant-kolonel (Augustus 1821)
bleef hij aan dien staf verbonden, en hier wist hij zich in hooge
mate het vertrouwen te verwerven van den commandant der troepen
in Indië, den luitenant-generaal H. M. De Koek.
In de jaren 1822 en 1823 voerde Raaff het bevel over de troepen
ter Westkust van Sumatra, en den len Januari 1824 werd hem ook
het burgerlijk bestuur toevertrouwd. Doch reeds den 17en April
van dit jaar bezweek hij, nog geen dertig jaren oud.
Wat Raaff in 1822 en 1823 op Sumatra verricht heeft, is dooi
den geschiedschrijver geboekstaafd. Dat grenst zegt Knoop terecht
aan het wonderdadige; dat herinnert aan de fabelen van den
riddertijd, aan de avontuurlijke verovering van Mexico door Cortez,
aan de handelingen van Clive in Hindostan
Doch niet alleen onderscheidde Raaff zich bij tal van gevechten,
niet alleen was hij steeds daar, waar het gevaar het grootst was,
hij toonde ook een beleidvol bestuurder te zijn. Onderhandelingen
met vijandige hoofden versmaadde hij niet, en zij, die in onderwerpiug
kwamen, werden met veel tact behandeld.
De tijdgenooten van Raaff zijn eenstemmig geweest in hun oordeel
over hem. Was zijn gunstige aanleg op de gelukkigste wijze ont
wikkeld door de goede opleiding die hij genoten had, ook in andere
opzichten was hij de type van een goed bevelhebber; een man niet
alleen van kunde, maar ook van beschaving, van een edel karakter,
van innemend uiterlijk, geacht en bemind bij allen die met hem in
aanraking kwamen; een man bovendien vol eerzucht, vol leven, vol