Vragen van het toelatingsexamen voor de II" Af deeling Krijgsschool, 1887
Tactische Cursus.
Geodesie mondeling
1. Welke voordeden hebben de stalen meetbanden boven meetkettingen
2. Welk instrument vervangt in den laatsten tijd liet astrolabium
Beschrijf in hoofdtrekken de inrichting van den pantometer. Met welk
ander instrument hoeft de pantometer nog overeenkomst?
Welke verschillen bestaan er tusschen den pantometer (équerre cylindrique)
en den équerre d'arpenteur?
3. Wat verstaat gij door het beproeven en wat door het regelen van
een instrument? Noem de beproevingen en de regelingen van den
theodoliet van Breitliaupt.
4. Welke regelingen worden bij de theodolieten steeds tegelijkertijd
verricht en waarom? Beschrijf deze regelingen bij den theodoliet van
Pistor en Martins.
5. Waartoe dienen noniën? Hoeveel soorten bestaan er Welke soort
vindt men het meeste? Hoe leest men met de noniën air Hoe kan men
aan den nonius zien, of hij gelijkloopend ol terugloopend is; hoe nauw
keurig men kan aflezen en hoeveel noniusdeelen en randdeelen met
elkander overeenstemmen
6. Waartoe dient het planchet? Welke hulpinstrumenten heeft men
bij het gebruiken daarvan noodig? Beschrijf deze.
7. Welke beproevingen en welke regelingen moet men aan do statief-
boussole verrichten, voordat men er mede kan werken
8. Welke regelingen vordert de sextant? Geef eene beschrijving van
die regelingen.
9. Wat verstaat gij onder het herleiden van een hoek tot den horizon
Bij welke instrumenten is dit noodig en waarom?
Waarom gebeurt dit niet bij andere hoekmeetinstrumenten
10. Welke correcties moet men aanbrengen bij hoeken, gemeten met
den sextant?
11. Hoe wordt het waterpasinstrument van Becker en Buddingh
geregeld
12. Wat noemt men centreeren van ecu kijker en hoe heeft dit plaats
Bij welke instrumenten is deze regeling noodig Waarom geschiedt deze
regeling alleen bij waterpasinstrumenten?