381 uit wiens gelederen zij waren voortgekomen, wiens behoeften zij kenden en wiens eigenaardigheden zij zich ten nutte maakten, om hem te leiden en zoo noodig te bedwingen, en die dan ook ondanks hun gestrengheid door hem werden vereerd. Wij zien dat op het chapiter „krijgstucht" in den goeden ouden tijd lang niet immer alles „couleur de rose" was en dat ondanks het kwistig gebruik van de rotting voor de manschappen en van degradatie voor de gegradueerden de tucht niet beter werd gehandhaafd, dan met de tegen woordige zachtere middelen. De strafbank of „de schimmelzooals toen de benaming was, moest b. v. gedurende eenigen tijd in de com pagnie van kapitein T. eene vaste plaats in de chambrée hebben met het oog op dagelijksch gebruik en op het kader kon men destijds met grond de harde soldatenuitdrukking toepassen „dat de strepen los op de mouw bevestigd waren, om ze er spoediger te kunnen afrukken. De hoofdstukken over „Herinneringen uit het krijgsmansleven" vormen o. i. het beste gedeelte van het boek. In het 4e hoofdstuk/ getiteld „Eene op ergerlijke wijze vernietigde eervolle loopbaan" schetst majoor T. de wijze, waarop hij genoodzaakt werd den militairen dienst te verlaten. Dat hij bij de herdenking zijner grieven somtijds in bittere woorden vervalt, wie kan het den gekrenkten oud-militair euvel duiden? Behalve de hier met een enkel woord besproken hoofdstukken treffen wij in het boek onder de opschriften „Oorlogsoverdenkingen" en „Atjeh nog aan de vroegere en tegenwoordige beschouwingen van den schrijver over de gevolgde en te volgen Atjeh-tactiek, welke, als alle andere per- soneele opvattingen over die zaak, hunne waarde bezitten, maar die wij hier onbesproken laten; verder een artikel over „de Schutterijen in „Ned.-Indiëwaarin de S. de tegenwoordige inrichting van die hulp korpsen afkeurt en zich tevens doet kennen als een voorstander van een verdedigingsstelsel, waarbij de hoofd weerstand tegen een landenden vijand aan de kust wordt geboden, terwijl eindelijk in de „Mijmeringeneenige verbeteringen worden aangegeven, die in het belang van den soldaat en den gegradueerde wenschelijk zouden zijn. Deze hoofdstukken vormen als 't ware de tweede helft van het boek. Voor de kennis van ons leger zijn zij uit den aard der zaak van minder belang dan de eerste, die er o. i. de voornaamste waarde aan schenken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 390