31
naar beneden schuift. Bij geen dor Europeesche legers is de halsband
in gebruik; overal wordt de halster als het beste en meest prac-
tische middel, om paarden vast te zetten, gebezigd.
Baart het dus wederom geen verwondering, dat Indië het eenige
land is, waar van den slechten en ondoelmatigen halsband wordt
gebruik gemaakt? Ook is van invoering van den halster voorloopig nog
geen sprake, en toch heb ik, voor zoover ik mij herinner, geen enkelen
cavalerieoffieier ontmoet, die den halsband niet finaal afkeurt.
De commissie tot aankoop van remontepaarden op het eiland Soemba
in het jaar 1877, bestaande uit twee cavalerieofïicieren, meldde in
haar ter zake ingediend rapport het volgende omtrent den halsband
„de ondoelmatigheid der halsbanden met korte longes is ook nu weder-
„om herhaaldelijk gebleken, en waren zij steeds meer tot last en verdriet
„dan van eenig nut. Ondoelmatig als zij zijn, waren zij ofte nauw,
„of zaten zij over de ooren, of op de oogen van het paard. De ruiter
„is bovendien over het paard met den halsband geen meester. De
„longes zijn te kort en heeft het paard, daarmede aan den piketpaal
„gebonden, geen vrijheid om rond te loopen, te grazen of zich te
„te wentelen. De meeste gevallen vaji het wegloopen van paarden
„zijn ook toe te schrijven aan het gebruik dezer halsbanden. De
„ondoelmatigheid doelt hier speciaal op de halsbanden, terwijl de lengte
„der longe volgens onze meening voldoende is."
Een goede halster zoude zijn de touwen veldhalster, zooals die
vroeger bij de Nederlandsche huzaren in gebruik was. Hij is heel
sterk, dun en licht, zoodat hij zonder het minste bezwaar onder het
gewone hoofdstel kan gedragen worden. Wil men de bestaande
hivakkeermiddelen behouden, dan kan men aan het halstertouw den
zelfden lederen koker en denzelfden ring bevestigen, die men nu aan
de longe tot halsband heeft. (Hierover later.)
Met het oog op hetgeen de-onderwijzer al zoo te doen heefr, is
het geen onverschillige zaak hoe de remontepaarden in den stal
zijn ingedeeld.
In 2, 3e alinea staat, dat hij zich niet alleen op de hoogte moet
stellen van alles wat het paard betreft, doch ook bekend moet zijn
met de eigenaardigheden van iederen ruiter. In 13, 5e alinea v. o.
staat„Is dus de taak van den onderwijzer bij de oefeningen moeilijk