443
gewoon om noch de menschen, noch hunne daden eeniglijk te waar-
deeien naar den uitslag, welke hunne verrichtingen bekroond heeft,
kan ik bij den lof, dien ik reeds aan den luitenant-kolonel Raaff
gegeven heb, nog dit voegen, dat zijn wedervaren hem gelegenheid
heeft gegeven, zich ook ten gunstigste te doen kennen van eene
zijde, welke den gelukkigen krijgsman zelden te beurt valt, nl.
in de moeielijke positie van eenen chef, die, geheel op zich zeiven
staande, zonder vooruitzicht op dadelijke hulp, zich met verzwakte
en afgematte troepen tegen eenen, door ongewoon succes aangevuur-
den, overmachtigen vijand heeft te verdedigen en staande te houden.
In zulken toestand nu heeft de luitenant-kolonel Raaff zich niet alleen
bevonden, maar hij heeft zich daarin, naar het eenparig gevoelen
van allen, meesterlijk gedragen..."
Ten gevolge van deze getuigenissen werd Raaff, bij Koninklijk
besluit van 27 Mei 1824 N°. 103, benoemd tot Ridder der derde
klasse van de Militaire Willemsorde. Op dien datum was hij echter
reeds overleden.