446 groot nadeel, te meer omdat die inzinkingen in het smalste gedeelte van de steeg zijn aangebracht. Bij paarden, wier ribben minder ge welfd zijn dan de kromming van de steeg, zal dat altijd aanleiding tot drukking geven. Om dit bezwaar te verhelpen, zou men de stegen als volgt kunnen wijzigen. De beide sleuven worden tot een vierkant gat vereenigd door het wegstooten van het bruggetje, waaraan de stijgriem wordt bevestigd. In het midden van dat gat bevestigt men een Y. staafje, voorzien van een Mg. rol, ml. 1 cM. Aan de bin nenzijde der stegen wordt dat gat gesloten door een dun Mg. plaatje, dat met houtschroeven wordt bevestigd, na te voren een weinig bol te zijn geklopt. Bij het bevestigen der stijgriemen komen deze dus, evenals bij den Engelschen zadel, over een rol te loopen en kunnen daardoor minder slijten, terwijl de bevestiging nu spoediger en des noods bij het opgezadelde paard kan plaats hebben (verwisselen van een gebroken stijgriem). De gaten kunnen nu geen aanleiding meer geven tot drukking, evenmin de stijgriemen, daar de eersten nu zijn gesloten en de tweeden niet meer buiten de steeg kunnen uitsteken. De tot nu toe gevolgde wijze van bevestiging der stijgriemen, ook bij de artillerie (1), nl. met den gesp dicht tegen den zadel, is hinderlijk voor den ruiter en geeft bij de art.-zadels bovendien aan leiding tot slijting der bovenbladen, ïfu komt de stijgriem met inbegrip van de kap vier-dik op de stegen of kwartieren te liggen, en moet dan noodzakelijk ruiters met dikke dijen erg in den weg zitten. Volgt men echter de Nederlandsche bevestigingswijze (2), nl. met den gesp van den stijgriem onder tegen den stijgbeugel, dan komen de stijg riemen slechts 2-dik op de stegen of kwartieren te liggen. Boven dien heeft deze bevestigingswijze het voordeel, dat de dubbel ge naaide kap door het oog van den stijgbeugel komt; daar ter plaatse heeft de stijgriem het meeste te lijden, doch is dan tevens het sterkste. Stijgbeugels. Hiervan bestaan bij de artillerie en de cavalerie verschillende modellen. Dat der artillerie heeft het nadeel dat het oo<r van boven boogvormig is. Hierdoor draagt dit oog alleen op de kan ten van den stijgriem, waardoor deze spoedig zal barsten. Voorts n (1) Zie Stukrijderschool, blz. 12. (2) Zie Beschrijving van het paardentuig der Ned. Veld- en Rijdende artillerie, benevens Voorschrift omtrent liet ledergoed, paardentuig en bepakking der Cav., blz, 13.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 455