453 voor een draagpaard- en muildier-geleider zou m. i. kunnen bestaan uit een rottan, 1. 0.80 M., aan het eene uiteinde voorzien van een Lr. lus of van een koordslag, 1. 0.15 M. Aan het andere einde kan men de karwats van een handlis voorzien. Dergelijke karwatsen zouden echter voor de bereden stukrijders zeer hinderlijk zijn en daarom zou het zaak zijn daarbij de karwatsen V. M. te behouden. Hamen. De Indische hamen verschillen aanmerkelijk van de ISTe- derlandsche. Bij de laatsten kan nl. de haambeugel verwijd, vernauwd en geopend worden, bij de eersten heeft deze eene standvastige wijdte. Zijn de Indische hamen te klein of gaan ze moeilijk over het hoofd van het paard, dan is daaraan niets te veranderen. Zijn ze te ruim, dan kan daarin verbetering worden gebracht door de aanwending van haamkussen en onderhamen. Het Nederlandsche haam heeft boven het Indische de volgende voordeelen 1°. Te nauw of te wijd zijnde, kan het door verwijding of ver nauwing worden passend gemaakt en heeft men zoodoende geen haamkussens of onderhamen noodig. 2°. Bij ongedresseerde en kopschuwe paarden kan men hot haam, door het open te slaan, gemakkelijk aandoen. Ook is dit eveneens het geval bij paarden met breed hoofd en smalle borst. (1) Bij dergelijke paarden zal het haam steeds tegen het hoofd schaven, al doet men het nog zoo voorzichtig aan. Een tweede verschil tusschen de Indische en Nederlandsche hamen bestaat hierin dat de eersten ter weerszijden slechts op één punt aan de strengen zijn verbonden, terwijl de laatsten ter weerszijden 2 bevestigingspunten daarmede hebben. Aan het Nederlandsche haam heett men ter weerszijden en op onderlingen afstand van 0.26 M. twee driekante beugels of ringen. Aan elk daarvan is een trekriem bevestigd, welke beide trekriemen gezamenlijk met de vaste strengen verbonden worden. Door het wijzigen der lengte van bovengenoemde trekriemen kan men de helling van het haam, alsmede de verdeeling der trekkracht over de verschillende punten der schouders regelen. (1) Bij dergelijke paarden zal men veelal een onderliaam gebruiken. Is liet haam, met het onderhaam verbonden, niet over het hoofd van het paard te krijgen, dan moet men die beide tuigdeelen er afzonderlijk overheen brengen, hetgeen tot oponthoud bij het optuigen leidt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 462