460 bij het verhaal der Hemelvaart of Onbevlekte Ontvangenis. Het is dus geloofsijver, die hen tot den strijd moet aanvoeren, doch veelal was het hebzucht, die een aantal stammen besluiten deed Mohammed's partij te kiezen. De zucht naar buit, naar plundering der rijke karavanen was dikwerf eene machtige drijfveer om hen te doen besluiten de geloofsartikelen van Mohammed aan te nemen. De Arabieren van dien tijd, afgeschilderd als practisch en spotziek, had den aanvankelijk niet veel op met den nieuwen profeet, die dan ook in de eerste jaren zijner zending heel wat te tobben had, om zijne stad- en landgenooten van het goddelijke zijner roeping te overtuigen. „Als God een profeet noodig had, zou Hij dan geen beteren heb- „ben kunnen vinden dan gij?" werd hem eens gevraagd en zulke vragen zijn onaangenaam en weinig vleiend voor een godsgezant. Ook thans is het dikwijls geheel iets anders dan geloofsijver, die hen den strijd doet voeren. Ieder strijder, die een vijand velt, heeft recht op diens wapen rusting, doch al het overige wat buit gemaakt wordt, moet worden „ingeleverd." De verdeeling van den buit heeft naar bepaalde voor schriften plaatszoo krijgt b. v. een kameelruiter of een „ruiter te „paard" driemaal zooveel als een strijder te voet. Arme infanterie! Het schijnt door alle eeuwen heen Uw lot geweest te zijn, achter gesteld te worden, niet alleen bij paardenvolk maar zelfs bij kameelvolk. Het mag zelfs verwondering baren dat Mohammed geen afzonderlijk Paradijs aan de cavalerie beloofde, met houris op kameelen. A beau tiful camel-corps Wat de krijgsgevangenen betreft, hiermede kan men op verschil lende wijzen handelen. Soera XXVII: 4 en 5, zegt daaromtrent: „Als gij de ongeloovigen ontmoet, slaat hen het hoofd af, tot gij „een groote slachting onder hen hebt aangerichtof bindt hen op- „dat zij niet ontkomen. Daarna zult gij hen in vrijheid stellen of „hen teruggeven tegen een losprijs, tot de oorlog zal geëindigd zijn." Teruggeven tegen een losprijs nu, daar weten wij Nederlanders een en ander van mede te pratenDe radja van Tenom heeft, zooals men ziet, indertijd geheel vorschriftsmaszig gehandeld. Van die ongeloovigen, die een geopenbaarden godsdienst belijden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 469