500 „beveelt aan ydèr syn eedt en eere te betrachten, lyff en leeven „voor 't vaderlandt in dienst van de Generaele Comp. te waghen. „Ende so de vrunden daer toe geen raedt en weeten, noch moedt „hebben, seyt syn Ed., dat hy daertoe wel goeden raedt weet te „vinden, selfs soo 't den Raedt goet vindt, voorgaen sal ende „mèt authoriteyt, volgens syn commissie, hem van de Ed: Ho: Mo: „Heeren Staten Generael, syne princelycke Excellentie ende de „Heeren Bewinthebbers verleent, commandeeren sal; wat begeert ge- „daen te hebben, also niet van meeninge is de saecke hier by te „laeten berusten, maer met eene mannelycke resolutie ende couragie „uyt te voeren ende sien, wat Godt de Heere sal gelieven te geven." Deze mannentaal maakte indruk. De ontmoediging, gevolg van twee mislukte tochten en vermoedelijk ook van weinig ingenomenheid met de zaak, waarvoor men ten strijde was getrokken, gewoon verschijnsel bij huurbenden, die meer om buit en materieel voordeel dan om eer en glorie geven, de ontmoediging week en maakte plaats voor ernstige overweging, wat te doen stond. „Nae rype over- „legginge van saecken" besloot men eenparig tot een aanval op de negorij Lontoor en wel van twee kanten te gelijk. De voor- en achterhoede zouden in 30 tinggang's ingescheept worden om beoosten Lakoei aan den Zuidkant van het eiland Lontoor te landen en vandaar naar de negorij Lontoor te marcheeren. (1) De bataille zoude onge veer een uur vroeger („om de vyanden nae haer te locken") aan de Noordzijde van het eiland, tusschen Kombir en Oertatan, aan wal gezet worden, waar de kapitein Visser, alias Voghel, met 35 Eu- ropeesche vrijwilligers en 15 Japaneezen, dadelijk na de landing, het bosch zoude inrukken om te beproeven boven op het gebergte te komen. Eene tweede compagnie zoude kort daarop in dezelfde richting volgen om Voghel, zoo noodig, te steunen. Intusschen zoude de commandeur Van Gorcum aan het strand bij Oertatan een loos alarm maken om (1) Reeds in Mei 1618 hadden Heeren XVIInen naar Indië geschreven, vernomen te hebben, dat aan de Zuidzijde van Lontoor eene zeer goede reede en een zeer bekwame breede weg was om „van achter in Lontor" te komen. Deze mededeeling schijnt men in Indië vergeten te hebben, anders toch zoude men niet begonnen zijn met Lakoei aan te vallen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 509