507
daten bestaande, en Yan „een parthye Jappanders" om „rontsomme
„door 't landt de- gevluchte Bandanesen te soeeken, hen luyden van
„'t landt te jaegen ende eenighe, is 't doenlyck, te becomen."
Toen dit laatste weinig effect had, werd in de vergadering van
den 15en April met algemeene stemmen besloten „haer (t. w. de
„uitgewekenen uit Lontoor, enz.) op 't gevouchlycxte ofte met gewelt
„van 't landt te dryven ende daartoe te gebruycken de liulpe van die
„van Slamma (Selamon) en haer consoortenen so die in gebreecke
„blyven, dat haer al te saemen voor vyanden verclaeren ende met
„gewelt aentasten sullen."
Vier dagen later, den 19en April, werd vastgesteld, dat de gouver
neur van Banda, Sonck, en de commandeurs Van Gorcum en Verhoeven,
gedekt door drie compagnieën soldaten, den 20en April vroegtijdig
naar Selamon zouden gaan om aan de in vergadering verzamelde
orang-kaja's van Lontoor, Oertatan, Madjangi, Lakoei en Samar
mede te deelen, dat zij zich met hunne vrouwen, kinderen, schilden,
zwaarden, roers en musketten naar het fort Nassau moesten bege
ven om naar zoodanige plaats overgebracht te worden, als de Gou
verneur-Generaal zoude goedvinden, wordende hun behoud van
leven en goederen, alsmede vrijheid van godsdienst beloofd.
Zoo die van Lontoor en consorten aan dezen last geen gevolg
wilden geven, moest Sonck aan die van Selamon, Waier, Ouwendender,
Kombir en Rosengein opdragen die van Lontoor c. s. volgens belofte
aan de Nederlanders over te leveren, op straffe van eveneens als
vijanden behandeld te zullen worden.
Drie kanonschoten, bij dag of nacht gelost, zouden het sein wezen,
dat aan laatstbedoelde bedreiging gevolg moest worden gegeven,
waartoe alle manschappen steeds gereed behoorden te staan.
Nadat Sonck den 20eu April met vijf compagnieën soldaten aan
het strand bij Selamon geland was, trok hij tegen eene zeer steile
hoogte naar Selamon op, bezette, boven gekomen, alle toegangen
dier negorij met musketiers en liet zijne overige troepen in slag
orde staan.
Hierna belegde hij in de bale-bale eene vergadering van zijne
raadslieden, beschermd door eene compagnie soldaten, voor welke
vergadering hij het hoofd van Selamon, den orang-kaja „Jarren",