508
met andere aanzienlijken dier negorij liet verschijnen om hun de
vraag voor te leggen, of zij middelen wisten te bedenken om die van
Lontoor, Lakoei en Samar, die met vrouwen, kinderen en slaven op
een zeer hoogen berg gevlucht waren, te bewegen naar beneden te
komen.
Het antwoord van „Jarren" c. s. luidde, dat zij hun best zouden
doen om het verlangde te bewerkstelligen.
Den volgenden dag klommen de orang-kaja's het gebergte op en
brachten al spoedig mede den Sjahbandar van Lontoor met eenige
slaven, die naar boord van de Dragon werden gezonden.
Sonck zond onmiddellijk eene tinggang naar de Nieuw-Hollandia
met een brief voor Coen, wien dit bericht zeer aangenaam was.
In den nacht van 21 op 22 April had een loos alarm plaats dat
aanleiding gaf tot een zoo hevig vuur van de troepen dat Coen, mee-
nende dat Sonck in gevaar verkeerde, onmiddellijk nog 4 compagnieën
in sloepen naar Selamon deed gaan ter versterking.
Den volgenden morgen (22 April) begonnen eenige bewoners van
Selamon hunne huizen af te breken om die in de laagte, aan het strand,
weder op te bouwen, in verband waarmede Sonck de compagnie van
kapitein Coignet ook naar beneden zond om de daar liggende sloepen,
enz. te bewaken. Daarentegen klommen naar boven, t. w. naar de
plaats, waar toenmaals de negorij Selamon stond, de vier compagnieën
soldaten, welke Coen 's nachts ter adsistentie had gezonden. Nog
hooger klom, op last van Sonck, een dertigtal musketiers, onder
bevel van den luitenant Craeneveldt en wel naar de plek, waar die
van Lontoor c. s. zich verschanst hadden.
Nauwelijks was Craeneveldt, „de loop van gestroyde rys ende
„sagu volgende", met de zijnen voor de verschanste Lontoreezen zichtbaar
geworden of dezen, meenende dat men hen kwam overvallen, stelden
zich te weer, kwetsten drie soldaten, staken Craeneveldt met eene
lans door den arm en verminkten zijn bediende „in den buyck lee-
„lycken." Craeneveldt moest retireeren, vermits hij geene kans zag
langs het smalle bergpad, dat naar de verschansing leidde, eenig
Op don 21 en April vertrokken met het schip de Eenhoorn naar Ambon de
gouverneurs Houtman en Yan Antzen „omme te ondersoecken, wat (aldaar) door de
„victorie van Banda met soeticheyt verricht con worden."