513 Noch van een aanval op de vluchtelingen, noch van het uitroeien der vruchtboomen gebeurde iets, doordien aanhoudende slagregens elke operatie beletten. Yermits de regen dagelijks aanhield en volgens deskundigen nog ongeveer drie maanden zoude aanhouden, werd den 12en Mei besloten van alle verdere tochten op de Banda-eilanden voorloopig af te zien. Welke schepen en andere vaartuigen en welke troepen zouden ach terblijven, werd nader geregeld en aan den gouverneur Sonck de com mandeur Yan Gorcum toegevoegd om over de Bandasche vloot het bevel te voeren, onder genot van eeD traktement van f 120. 's maands, „te verdienen tot in 't vaderlandt toe." Op den 15en Mei hield Coen in het kasteel Nassau zijn „schiet- „maeltyt" en den 16en Mei stak hij vroegtijdig met de schepen Nieuw-Hollandia, Zierickzee, Amsterdam en Nieuw-Zeelant in zee om over Ambon naar Jakatra terug te keeren, waar hij den 12en Juli op de reede en den volgenden dag, onder het lossen van het geschut, zoowel van de schepen, als van het kasteel, aan wal kwam. Aan ziekte had Coen's leger gedurende de expeditie „wel 300 „mannen" verloren „en de meeste part van al het volck wt dermate „met zeere beenen (beri-beri) gequelt was." Aan gesneuvelden kan men uit de opgaven niet meer dan 18 man tellen en aan gewonden 60. Het verlies der Bandaneezen schat Coen op „omtrent 2500 sielen, „die soo van honger ende ellende, als met den swaerde syn yergaen," natuurlijk een geheel uit de lucht gegrepen cijfer. In de laatste helft van April werden bovendien 1200 a 1300 Bandaneezen „van „Slamma gelicht." Een onbekend schrijver taxeerde omstreeks 1635 de bevolking der Bandaeilanden vóór Coen's expeditie op 15,000 zielen, van welke „geen 1000 overgebleven syn." „De inboorlingen", schrijft Coen in zijn Yertoog (1623), „syn „meest allen door den oorlooch, armoede ende gebreck vergaen. „Zeer weynich isser op de omliggende landen ontcomen". Nadat Coen van Banda was vertrokken, werden overeenkomstig zijnen last troepen gelegerd in de negorijen Lontoor en Samar, op Rosengein en op Poeloe Roen „omme alle toevoer van den vyandt „te weeren."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1887 | | pagina 522