551
De wijzigingen in de normale formatiecijfers zijn alleen een ge
volg van de veranderingen bij het personeel dat, naar afwisselende
behoeften, nu eens sterker dan weder minder sterk moet zijn (hos
pitaal-personeel, kader bij provoosthuizenenz.) de formatie zei ve bleef
onveranderd.
Dat de „tegenwoordige" formatie bij het einde van 1886 een zoo
hoog cijfer aanwees, is hoofdzakelijk hieraan toe te schrijven,
dat in Juli 1886 machtiging verleend werd om het leger tijdelijk
uit te breiden met 1500 Inlanders, waaronder hoogstens 200 Am-
boineezen, en zulks ten einde te kunnen voorzien in de behoeften
van den dienst, waarvan de beho orlijke vervulling belemmerd werd
door de stijging van het aantal zieken, een gevolg van het heer
schen der beri-beri. Doch ook zonder die buitengewone uitbrei
ding vorderde de „tegenwoordige" formatie nog 8 officieren en 333
onderofficieren en minderen (158 Europeanen en 175 Inlanders)
boven hetgeen bij het einde des jaars normaal was toegestaan,
als in 1886 bevolen of voorloopig gehandhaafd gebleven vermeer
deringen of verminderingen bij sommige onderdeelen van het leger,
die öf een tijdelijk karakter bezaten, óf nog niet bij Koninklijk be
sluit bekrachtigd waren. Tot de voornaamste van die wijzigingen is
te rekenen de in Juni 1886 bevolen inkrimping van de infanterie-
bezetting van Banka, welke van een garnizoensbataljon tot eene gar
nizoenscompagnie werd teruggebracht (vermindering6 officieren, be
enevens 15 Europeesche en 108 Inlandsche niet-Amboineesche
onderofficieren en minderen) tegen eene kort daarop (in Juli) verordende
versterking van het garnizoensbataljon der Oostkust van Sumatra
(vermeerdering: 12 officieren, benevens 114 Europeesche en 286
Inlandsche niet-Amboineesche onderofficieren en minderen), welke
beide regelingen in 1887 een definitief karakter hebben gekregen
door hare opneming in de normale formatie.
In April 1887 was het voor de tijdelijke uitbreiding van het leger
gevorderd aantal Amboineezen en andere Inlanders geheel verkregen,
en daar het wenschelijk werd geacht met de werving van Inlanders
te blijven voortgaan, is toen eene nieuwe tijdelijke uitbreiding
der formatie bevolen, namelijk met 1250 Inlanders, waaronder 500
Amboineezen.