90 Juist toen wij ons zetten, om de hierboven genoemde boekjes met een enkel woord te bespreken, bereikte ons de aflevering van „Eigen Haard", waarin van de hand van den Heer Mr. Lovysohn-Norman een levens schets van Yon Bültzingslöwen wordt aangetroffen. De lezing van dat opstel en de vergelijking met het werk van den overste Vis deed aan onze meening omtrent laatstgenoemden arbeid geen goed, want zoo koel als deze ons liet, zoo verkwikte ons de kennisname van het met gloed en kennis van zaken geschreven stuk in „Eigen Haard". Het geheim van het succes van den Heer L. N. is voornamelijk daarin gelegen, dat in zijn artikel de geheele levensloop van Yon Bültzingslöwen op logische en talentvolle wijze wordt beschreven, terwijl de Heer Y. ons slechts een in een weinig aantrekkelijken vorm gegoten brokstuk van de loopbaan van onzen held onder de oogen brengt. Na lezing van de hierboven in de tweede plaats genoemde brochure hebben wij ons afgevraagd, welke bedoeling de schrijver met het in de wereld zenden van dit papieren kind kan hebben gehad. Dat de inhoud van het werkje ook maar eenig gewicht in de schaal zou kunnen leggen bij de eerstdaags in de Volksvertegenwoordiging in behandeling komende wet op het militair onderwijs of aan de door den Heer Seyffardt omtrent de regeling der inkomsten van de officieren ver kondigde denkbeelden kracht zou kunnen bijzetten, ziet, dat kan de schrijver, ondanks het door hem in het „Voorwoord" vermelde, zelf geen oogenblik geloofd hebben, want anders zou hij voor een van meer ernstige- studie getuigende, beter doorwrochte pennevrucht hebben zorg gedragen Nu dus dit motief voor de verschijning vervalt, kan weinig anders verondersteld worden dan dat de overste Y. eenige door hem opgemerkte leemten in de militaire huishouding heeft aan de kaak willen stellen, ten einde, door in het openbaar den vinger op de wonde plek te leggen, verandering of verbetering van sommige zaken uit te lokken. Het boekje zou zoodoende, hoe oppervlakkig en in welk gebrekkig gewaad ook gestoken, wellicht recht van bestaan hebben gehad, ware het niet tevens benut om op een, met militaire begrippen niet wel over een te brengen wijze, sommige quaestiën te bespreken of althans op som mige zaken te duiden, die veel overeenkomst hebben met het luchten van eigen grieven tegen bepaalde personen. Om dit in het schijnbaar onschuldige boekje te bespeuren, behoeft men niet eens, zooals de criticus in Uilkens' Weekblad doet, tusschen de regels

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 101