107
In één woord, schoenen gemaakt voor Europeanen, zooals in Atjeh
aan de Inlanders waren verstrekt, zijn voor deze niet geschikt.
Een ander korpscommandant rapporteerde, dat de ondervinding op
het oorlogsterrein, vooral in het zoo met doerie gezegende rijk van
Atjeh, bewezen had, dat schoenen met slobkousen voor den Inland-
schen soldaat onmisbare voorwerpen zijn. Menigmaal had zich het
geval voorgedaan, dat Inlandsche militairen, behoorende tot de
voorste afdeelingen der stormcolonnes, onder een hevig vuur van dén
vijand niet of zeer langzaam konden avanceeren, omdat zij met de
bloote voeten niet door de doerie, de randjoes en andore chicanes
konden komen; zij moesten dan dikwijls achterblijven, aangezien de
de Europeescbe soldaten hen voorbijstormden en zoodoende in min
der dan geen tijd de borstwering beklommen, hetgeen door den In-
landschen militair met leede oogen werd aangezien. De bij dergelijke
gelegenheden opgedane verwondingen, zelfs geringe, verergerden bij
de bekende nonchalance der Inlanders na eenige dagen soms zoo
zeer, dat zij zich moesten ziek molden en in het hospitaal opgeno
men worden.
Yolgens dien rapporteur waren de Inlandsche militairen trotsch
op het dragen van schoenen en zouden zij er, indien deze (zeil-
doeksche) hun reeds bij hun indiensttreding werden verstrekt, vooral
op het oorlogsterrein veel nut van hebben.
Dat de militairen te Samalanga èn schoenen èn slobkousen weg
wierpen van het strand door het bosch van Pengiliek was de weg
er mede bezaaid moest worden toegeschreven aan de omstandig
heid, dat zij niet gewoon waren aan het dragen van schoenen,
welke hun soms eerst een paar dagen voor het uitrukken waren
verstrekt.
Ook de derde rapporteur oordeelde over den genomen maatregel
zeer gunstig en noemde het wenschelijke daarvan aan geen twijfel
onderhevig Hij wees er echter tevens op, dat bij de confectie der
schoenen gerekend moest worden op de zooveel breedere voeten der
Inlanders, wier teenen meer uitgespreid zijn.
Bij de aanbieding dezer rapporten deed de Militaire en Civiele
Bevelhebber, de intusschen als zoodanig opgetreden kolonel K. van
der Heijden, uitkomen, dat de aanvankelijk verkregen minder bevre-