112
sokken behooren echter sluitend en juist passend te zijn en geen
vouwen te vertoouen, wijl anders te sterke wrijving ontstaat en
verwondingen der onderliggende deelen van den voet daarvan het
gevolg zijd. Bij goed passend schoeisel behooren dus goed pas
sende sokken, wil men kunnen verklaren, dat de drager er van goed
geschoeid is.
Goed schoeisel heeft dus groote voordeelen, slecht schoeisel daar
entegen vele nadeelen. In plaats van den voet te beschermen tegen
verwondingen, verwondt het den voet zelf en hindert de vrije beweging,
vooral wanneer het gebezigde leder hard en stug is, en geen gebruik
gemaakt wordt van sokken; derhalve beter geen dan zulk schoeisel.
Bij de in 1877 genomen proef nu waren al deze nadeelige factoren
voorhanden.
Men bezigde bjj gebrek aan beter trouwens schoenen voor
Europeanen, die den Inlander niet of slecht pasten, want de voet van
den Inlander is, afgescheiden daarvan dat hij niet misvormd is, zooals
bij vele Europeanen wel het geval is, bij gelijke lengte gemeenlijk
hooger op de wreef en breeder dan die van een Europeaan. Deugde
de vorm dus niet, ook het leder liet te wenschen over, dat hard en
stug, in stede van soupel was, wat nog te meer uitkwam, omdat geen
sokken in de schoenen gedragen werden.
Dat dus de proefneming slechte resultaten had, kan geen verwon
dering baren, maar dat daardoor evenmin als uitgemaakt kan beschouwd
worden, dat de Inlandsche soldaat geen behoefte aan goed schoeisel
heeft, is even zeker.
De maatregel was o. i. goed, alhoewel kostbaar, doch de uitvoering
daarvan in Atjeh liet veel te wenschen over.
Bij een volgende proefneming zal men dus deze klippen moeten
trachten om te zeilen.
Na de in Atjeh met de verstrekking van schoenen aan Inlanders
genomen proeven bleef deze quaestie verder voorloopig rusten, en
werd meer de aandacht gewijd aan het schoeisel der Europeanen,
waaromtrent in den laatsten tijd van meer dan eene zijde klachten
werden vernomen.
Verschillende verbeteringen werden voor dat schoeisel voorgesteld,