- 114
ïntusschen kan het niet overbodig heeten hier tot recht verstand
van de zaak en van hetgeen hierna nog volgen zal, even met een
enkel woord aan te geven, wat men te verstaan heeft onder 't sy
steem Meijer- Weber, volgens hetwelk de leesten der uit Nederland
gezonden schoenen vervaardigd zijn.
Het is nog slechts eenige tientallen van jaren geleden, dat de zolen van
het schoeisel, zoowel voor mannen als voor vrouwen en kinderen,
den vorm hadden als in figuur N°. 1 Plaat I is aangegeven.
Een eenvoudig vergelijken van deze figuur met figuur N°. 4, welke
een op een plat vlak geprojecteerden omtrek van een niet misvorm
den voet zooals meu bij Inlanders kan waarnemen te aanschou
wen geeft, maakt 't onmiddellijk duidelijk, dat zulk een zool niet
past voor zulk een voet. Wel is waar is 't mogelijk, om, mits de
zool maar lang genoeg is, den voet te brengen in een schoen, waar
van de zool den in figuur N°. 1 aangegeven vorm heeft, maar zulks
bewijst wel de groote buigbaarheid en beweeglijkheid van den voet,
maar niet, dat nu ook de schoen den gewenschten vorm heeft. De
voet is in den waren zin van het woord in den schoen geperst.
De teenen zijn verplicht zich in de pyramide-vormige punt te wrin
gen, wat alweer alleen mogelijk is, omdat de teenen zoo beweeglijk zijn.
De groote teen met den daarnaast liggenden kleineren worden naar
buiten soms over elkaar heen verbogen, en de beide uiterste
teenen binnenwaarts gedrongen. De aan de buitenzijde van den schoen
voorkomende holte noodzaakt den buitenrand van den voet, die normaal
nagenoeg recht is, een boogvorm aan te nemen, wat niet anders dan
nadeelig voor het voetskelet kan zijn.
Terwijl de hierbedoelde vorm van zool tegenwoordig nog bijna
uitsluitend gevonden wordt aan dames- en kinderschoeisel, heeft men
sedert echter voor het schoeisel voor mannen een ander model aan
genomen en wel als in figuur N°. 2 aanschouwelijk is gemaakt. Men
meende daarmede de nadeelen, aan den vorm in figuur 1 ver
bonden, te kunnen neutraliseeren, omdat vooral voor de mannen,
die gemeenlijk meer, althans meer achtereen loopen, dan de vrouwen,
die nadeelen te sterk uitkwamen.
Kan men de zool in figuur 1 de symmetrische noemen, die, in