Immers vele jaren daarna, in 1856, vinden wij opgeteekend, dat er
een groote grief voor de infanterie-officieren was weggenomen ge
worden, nu men niet langer een kapitein van de artillerie behoefde
te nemen, om de hiervoren genoemde vakken aan de infanterie-offi-
eieren te doceeren.
Inmiddels had Prins Hendrik zijne reis over Java ten einde
gebracht, waardoor de sedert tot overste bevorderde majoor Roeps
weder voor den dienst beschikbaar kwam en deze hoofdofficier ander
maal het bevel over het 9e Bataljon Infanterie op zich nam, om het
te houden tot den 1™ Mei 1839, toen hij bij het P Bataljon werd
overgeplaatst en de oudste kapitein Yan Swieten andermaal tij
delijk als bataljonscommandant optrad.
Yoor den kapitein Yan Swieten was de eer weggelegd den
5™ Juni 1839 aan het 9» Bataljon plechtig uit te reiken het vaandel,
door Zijne Majesteit, onzen geëerbie digden Koning
Willem I aan dat korps geschonken.
De kapitein Van Swieten voerde provisioneel het commando
tot den 11™ September 1839, toen de luitenant-kolonel Schwartz
het bevel over het 4° Bataljon in handen nam.
Gedurende diens aanwezen had er eene rustverstoring plaats in de
Vorstenlanden tusschen de kali Progo en de Bogowonto,
naar aanleiding waarvan 2 compagnieën, de 2C en 6°, op Djokdjo-
karta en K la ten marcheerden.
Beide compagnieën behoefden echter niet van hare wapens gebruik
te maken en keerden na enkele dagen weder naar haar garnizoen terug.
Hetzelfde jaar 1839, misschien wel juist naar aanleiding van deze
rustverstoring, werd het korps overgeplaatst naar de V o r s t en.l a n-
den en te gelijker tijd gereorganiseerd.
Het bataljon zou niet langer uitsluitend uit Europeanen be
staan, doch ongeveer voor de helft Amboineezen tellen.
Terwijl de formatie werd gebracht op:
27 officieren
394 Europeesche en
327 Amboineesche onderofficieren en minderen,
zou het Rechterhalf Bataljon te Soerakarta, het Linkerhalf te
Pjokdjokarta in garnizoen komen te liggen.