Het beginsel, om zoowel te Soe r a k ar t a als te Dj o kdj ok ar ta een half bataljon infanterie in garnizoen te leggen, uit Euro peanen en Araboineezen saamgesteld, dateert dus reeds van vóór vijftig jaar geleden, terwjjl, niet meegerekend den tijd te Willem I doorgebracht, den 20™ September a. s. het vijftig jaar zal geleden zijn dat de le compagnie van het 4° Bataljon Djok- d jok art a als haar nieuw garnizoen binnentrad. In den beginne hadden de Europeanen zwaar van het nieuwe klimaat te lijden, naardien er in 5 maanden tijds 70alzoo meer dan een zesde deel ten grave daalden. De overste Schwartz werd in Juni 1841 benoemd tot militairen commandant der Moluksche eilanden, tengevolge waarvan het com mando over het 9e Bataljon overging den 1™ Juli 1841 op den majoor Yan Blokzeijl, die 3 maanden later, overgeplaatst bij het 2e Bataljon den 10en November 1841 het commando wederom over gaf aan den sedert tot majoor bevorderden kapitein J. van Swieten. Deze hoofdofficier voorzag al dadelijk in het uitvaardigen van een groote order omtrent het beheer en de instructie van zjjn korps, een stuk waarvan wij later opgeteekend vinden, dat het in eene groote behoefte had voorzien en getuigenis gaf van majoor Van Swieten's uitmuntende inzichten. En dat er toen nog wel wat voor den korpschef te regelen viel, datmet andere woorden bij gebrek aan goede reglementen de persoonlijkheid van den chef vaak den stempel op instructie en wat niet al drukte, wordt duidelijk gemaakt uit het navolgende stuk „historie" omtrent het invoeren van de bajonetvechtkunst. Die kunst toch was omstreeks het jaar 1841 nog niet in Indië gereglementeerd geworden en men diende dus zonder reglementen zich in deze te behelpen. „Alleen," zoo lezen wij in de korpsgeschiedenis, „was er een ser geant bij het 9e Bataljon, die iets van het bnjonetvechten verstond. „Wel herinnerde zich de kapitein De Brauw in Batavia het „volumineuse werk van Greiswet van der Netten gezien te „hebben, doch dit hielp nu niets voor den troep te Djokdjokar ta, „terwijl bovendien dat werk veel te uitgebreid was. „Daar wordt echter bij een korporaal eene uitmuntende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 16