207
digheden geene correctie op de schootstafel te zoeken. Om te zorgen
dat de opzet steeds op de hoogte kan worden gesteld, welke in het
commando wordt genoemd, is een verderewijziging van den Mg.
koker en het kanon noodzakelijk.
Deze moet nl. op en neer kunnen geschoven worden, zonder dat
de stand van den opzet ten opzichte van den koker wordt gewijzigd.
Daartoe moet men in het aehtervlak der kulas eene verticale sleuf,
b. 15 mM., schaven, welke uitzicht verleent op den richtkoker.
Aan dezen laatste zou dan een richel moeten worden aangebracht,
welke past in de zooeven genoemde sleuf en op het aehtervlak
eene verdeeling heeft van °/00 deelen van den afstand van het achter-
vlak der kulas tot aan de vizierkorrel. Op het aehtervlak van de kulas
zou een pijlstreep moeten worden aangebracht, terwijl eene klemschroef
aan de rechterzijde den vasten stand van den Mg. koker moet ver
zekeren. Heeft men met een dergelijke inrichting den vuurmond
gericht en neemt men een hulprichtpunt aan, dan behoeft men slechts
den Mg. koker op of neer te schuiven, tot men het hulprichtpunt
ziet. De klemschroef wordt daarna vastgedraaid, en nu kan men
bij elk volgend commando steeds de bevolen O. H. bezigen, daar de
standvastige abnormale O. H. voor het hulprichtpunt al is aangebracht
door het laten rijzen of zakken van den koker. (De opzethoogte
toch leest men af langs de bovenzijde van den koker.)
Hoe urgent eene wijziging, als boven aangegeven ook moge wezen,
doet zich daarbij het bezwaar voor, dat alle veld- en bergkanonnen
naar den A. C. W. zouden moeten worden opgezonden, hetgeen
belangrijke onkosten zoude medebrengen. Met het oog daarop wordt
hier nog eene andere wijze van aanbrengen van nieuwe richtmiddelen
besproken, die plaatselijk kan geschieden.
Daartoe kan de opzet met Mg. koker worden aangebracht in een
bronzen plaat, welke met vier schroeven tegen de achterzijde van
de kulas bevestigd wordt, geheel in den geest van de plaat tot opzet
bij het kanon van 24cM. Y. De richtas zal alsdan eene lengte van
975 mM. verkrijgen, hetwelk geen enkel bezwaar oplevert, aan
gezien de verdeelingen op de opzetstang toch moeten worden gewijzigd
voor het geval de opzetten scheef worden gesteld.
Deze wijze van bevestiging levert bovendien het voordeel op, dat